1 Johannes 1:1
(apostel)
Engels:
1John |
hetgeen van den
beginne was,
Inleiding
hetgeen wij gehoord hebben,
hetgeen wij gezien hebben met onze ogen,
hetgeen wij aanschouwd hebben, en
onze handen
getast hebben,
van het
Woord
des levens; [Joh. 1:1,2; 2Petr. 1:16; Luc. 24:39] - 2 Want
het Lleven is
geopenbaard,
en
wij hebben het gezien, en
wij getuigen, en
verkondigen ulieden dat
eeuwige
Lleven,
Hhetwelk bij den Vader was, en
ons is
geopenbaard.
3
hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben,
dat verkondigen wij u,
opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben,
en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader, en met Zijn Zoon Jezus
Christus. 4 En
deze dingen schrijven wij u,
opdat uw blijdschap
vervuld zij.
5 En
dit is de verkondiging,
die wij van Hem gehoord hebben, en wij u verkondigen,
dat
God is
een Licht is, en gans geen
duisternis
is in Hem is.
1:6 Indien wij zeggen,
dat wij gemeenschap met Hem hebben, en wij in de
duisternis wandelen,
zo liegen wij, en doen de waarheid niet. 7
maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is,
zo hebben wij gemeenschap met elkander,
en het bloed van Jezus
Christus, Zijn Zoon,
reinigt ons van alle zonde.
[Jes. 2:5; Hebr. 9:14]
1:8 Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben,
zo verleiden wij ons zelven, en de
waarheid
is in ons niet.
1:9 Indien wij onze zonden belijden,
Hij is getrouw en
rechtvaardig,
dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle
ongerechtigheid.
[Ps 32:5]
1:10 Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben,
zo maken wij Hem tot [een]
leugenaar, en Zijn
wWoord is niet in ons.
|
1 Johannes 2 |
2:1 Mijn
kinderkens, ik schrijf u deze dingen,
opdat gij niet zondigt. En
indien iemand gezondigd heeft,
wij hebben een
Voorspraak
bij den Vader, Jezus Christus, [den]
Rechtvaardige; 2 En
Hij is [een]
verzoening voor onze zonden; en
niet alleen voor de onze, [Kol. 1:20; Joh. 1:29]
maar ook voor [de zonden] der gehele
wereld.
3 En
hieraan
kennen wij, dat wij Hem
gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren.4
die daar zegt: Ik
ken Hem, en
Zijn geboden niet bewaart,
die is een
leugenaar, en in dien is de waarheid niet;
2:5 Maar zo wie Zijn
Woord bewaart,
in dien is waarlijk de
liefde Gods
volmaakt
geworden;
hieraan
kennen wij, dat wij in Hem zijn. 6
die zegt, dat hij in Hem blijft,
die
is schuldig
moet ook zelf alzo wandelen, gelijk
Hij gewandeld heeft.
2:7
Broeders!
Ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt;
dit oud gebod is het
wWoord, dat gij van den beginne gehoord hebt.
2:8 Wederom schrijf ik u een nieuw gebod:
hetgeen waarachtig is in Hem, zij ook in u waarachtig;
want de
duisternis
gaat voorbij, en het waarachtige licht
schijnt nu.
2:9 Die zegt, dat hij in het licht is, en zijn broeder
haat,
die is een
leugenaar en in de
duisternis
tot nog toe.
2:10 Die zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en geen ergernis is in hem. 11
[Ps 119:165]
maar die zijn broeder
haat, is in de
duisternis, en wandelt in de
duisternis, en
weet niet, waar hij henengaat;
want de
duisternis
heeft zijn ogen verblind.
[Joh. 12:35; 13:34; Rom. 13:12]
2:12 Ik schrijf u,
kinderkens,
want de zonden zijn u vergeven om Zijns Naams wil.
[Ps 25:11]
2:13 Ik schrijf u,
vaders!
want gij hebt Hem
bekend, Die van den beginne is.
Ik schrijf u,
jongelingen,
want gij hebt
den boze
overwonnen.
Ik schrijf u,
kinderkens,
want gij hebt den Vader
gekend.
2:14 Ik heb u geschreven,
vaders,
want gij hebt Hem
bekend, Die van den beginne is.
Ik heb u geschreven,
jongelingen,
want gij zijt sterk, en het
Woord Gods blijft in u, en
gij hebt
den boze
overwonnen.
2:15 Hebt de wereld
niet lief, noch hetgeen in de
wereld is;
zo iemand de
wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem.
16
want al wat in de
wereld is,
[namelijk]:
1. de
begeerlijkheid des
vleses, en
2. de
begeerlijkheid der
ogen, en
3. de
grootsheid des
levens,
is niet uit den Vader,
[Pred. 1:8;
Rom. 13:14;
Jac. 4:16]
maar is uit de wereld.
17 En de wereld gaat
voorbij, en haar
begeerlijkheid;
maar die den
wil van God doet, blijft in
der eeuwigheid.
2:18
kinderkens,
het is de laatste
ure; en
gelijk gij gehoord hebt, dat de
antichrist
komt,
zo zijn ook nu vele
antichristen
geworden;
[Matt 24:5]
waaruit wij
kennen, dat het de laatste
ure is.
19
zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet;
want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn;
maar dit is geschied,
opdat zij zouden
openbaar
worden, dat zij niet allen uit ons zijn.
[Hand. 20:30; 1Kor. 11:19]
20
doch gij hebt de
zalving van den Heilige, en gij
weet alle dingen.
[1Kor. 1:21; Joh. 16:13]
2:21 Ik heb u niet geschreven,
omdat gij de
waarheid
niet
weet, maar
omdat gij die
weet, en
omdat geen leugen uit de waarheid is.
22
wie is de
leugenaar, dan die
loochent, dat Jezus is
de Christus?
deze is de antichrist,
die den Vader en den Zoon
loochent.
2:23 Een iegelijk, die den Zoon
loochent, heeft ook den Vader niet.
[o.a. Joh 5:23]
wie den Zoon belijdt, die heeft ook den Vader.
[niet in (H)SV]
2:24 Hetgeen gijlieden dan van den beginne gehoord hebt, dat blijve in u.
Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt,
zo zult gij ook in den Zoon en in den Vader blijven. 25
en dit is de belofte, die Hij ons
belooftd
[heeft namelijk]; het
eeuwige leven.
[Joh 3:15]
2:26 Dit heb ik u geschreven van degenen, die u verleiden.
2:27 En de
zalving, die gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en
gij hebt niet van node, dat iemand u lere;
maar gelijk dezelfde zalving u leert van alle dingen,
zo is zij ook waarachtig,
en is geen leugen;
en gelijk zij u geleerd heeft,
[Joh. 14:26; 16:13]
zo zult gij in Hem blijven.
2:28 En nu,
kinderkens, blijft in Hem;
opdat, wanneer Hij zal
geopenbaard
zijn,
wij
vrijmoedigheid hebben, en
wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in Zijn
toekomst.
2:29 Indien gij
weet, dat Hij
rechtvaardig is,
zo
weet gij, dat een iegelijk, die de
rechtvaardigheid doet, uit Hem geboren is.
|
1 Johannes 3 |
3:1
Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft,
[namelijk] dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden.
daarom
kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet
kent.
[Joh. 1:12,13; 16:3]
3:2 Geliefden, nu zijn wij
kinderen Gods, en het is nog niet
geopenbaard,
wat wij zijn zullen.
maar wij
weten, dat als Hij zal
geopenbaard
zijn,
wij Hem zullen gelijk wezen;
want... wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.
[2Kor 3:8 ]
3 En
een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft,
die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is.
[Matt 7:23]
4
een iegelijk, die de zonde doet,
die doet ook de ongerechtigheid; want de zonde is de ongerechtigheid.
3:5 En gij
weet, dat Hij
geopenbaard is,
opdat Hij onze zonden zou wegnemen; en
geen zonde is in Hem.
[1Petr 2:24; Jes 53:9]
een iegelijk, die in Hem blijft,
die zondigt niet;
een iegelijk, die zondigt,
die heeft Hem niet gezien, en heeft Hem niet
gekend.
[Rom 6:2,14]
3:7
Kinderkens, dat u niemand verleide.
die de
rechtvaardigheid doet,
die is
rechtvaardig, gelijk Hij
rechtvaardig is.
8
die de zonde doet, is uit den
duivel;
want de duivel zondigt van den beginne.
hiertoe is de Zoon van God
geopenbaard,
opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.
[Joh. 8:44]
9
een iegelijk,
die uit God geboren is,
die doet de zonde niet,
want Zijn
zaad blijft in hem; en
hij kan niet zondigen,
want hij is uit God geboren.
3:10 Hierin zijn de kinderen Gods en de kinderen des
duivels openbaar.
een iegelijk,
die de
rechtvaardigheid niet doet,
die is niet uit God, en
die zijn broeder niet liefheeft, [Joh. 1:12,13]
11
want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt,
dat wij elkander zouden liefhebben. 12
niet gelijk
Kaïn [Gen. 4:8]
die uit den boze was, en zijn broeder doodsloeg;
en om wat oorzaak sloeg hij hem dood?
omdat zijn werken boos waren, en van zijn broeder
rechtvaardig.
3:13 Verwondert u niet, mijn broeders, zo u de wereld
haat.
14
wij weten, dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven,
dewijl wij de broeders liefhebben;
die zijn broeder niet liefheeft, blijft in den dood. 15
een iegelijk, die zijn broeder
haat, is een
doodslager; en
gij
weet, dat geen
doodslager
het
eeuwige leven heeft in zich blijvende. [Matt. 5:21,22]
3:16 Hieraan hebben wij de
liefde
gekend,
dat Hij Zijn
leven
voor ons gesteld heeft;
en wij zijn
schuldig voor de broeders het
leven
te stellen. 17
zo wie nu het
goed der
wereld heeft,
en ziet zijn broeder gebrek hebben,
en sluit zijn hart toe voor hem,
hoe blijft de liefde Gods in hem?
3:18 Mijn
kinderkens,
laat ons niet liefhebben met den
woorde, noch met de
tong,
maar met de daad werk en waarheid.
19 En
hieraan
kennen wij,
dat wij uit de
waarheid
zijn, [Joh. 18:37]
en wij zullen onze harten
verzekeren
voor Hem.
20
want indien ons hart ons veroordeelt,
God is meerder dan ons hart, en Hij
kent alle dingen.
3:21 Geliefden!
Indien ons hart ons niet veroordeelt,
zo hebben wij
vrijmoedigheid tot God; 22 En
zo
wat wij
bidden, ontvangen wij van Hem,
dewijl wij Zijn geboden bewaren, en doen, hetgeen behagelijk is
voor Hem.
23 En
dit is Zijn gebod,
1. dat wij
geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en
2. elkander liefhebben,
gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. [Joh. 13:34]
3:24 En die Zijn geboden bewaart, blijft in Hem, en Hij in denzelven. En
hieraan
kennen wij, dat Hij in ons blijft,
[namelijk]
uit den Geest, Dien Hij ons gegeven heeft. [Rom. 8:9]
|
1 Johannes 4 |
4:1 Geliefden,
gelooft niet een iegelijken geest,
maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn;
want vele
vlse profeten zijn
uitgegaan in de wereld.
2
hieraan
kent gij den Geest van God:
alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is,
die is uit God; 3 En
alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is,
die is uit God niet;
maar
dit is de geest van den antichrist,
welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, en is nu
alrede in de
wereld.
4:4
Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt
hen
overwonnen;
want
Hij is meerder, Die in u is,
[Rom. 8:37]
dan die in de wereld
is. 5
zij zijn uit de
wereld,
daarom spreken zij uit de
wereld, en de
wereld hoort
hen.
6
wij zijn uit God.
die God
kent,
hoort ons;
die uit God niet is,
hoort ons niet.
hieruit
kennen wij den geest der waarheid, en den geest der dwaling.
4:7 Geliefden!
Laat ons elkander liefhebben,
want de liefde is uit God; en een iegelijk, die liefheeft,
is uit God geboren, en
kent God; 8
die niet liefheeft,
die heeft God niet
gekend;
want God is liefde. 9
hierin is de liefde Gods jegens ons
geopenbaard,
dat God Zijn
eniggeboren Zoon gezonden heeft in de
wereld,
opdat wij zouden leven
door Hem.
10
hierin is de liefde,
niet dat wij God liefgehad hebben,
maar dat Hij ons lief heeft
gehad, [Rom. 5:8,10; 1Joh. 2:2]
en Zijn Zoon gezonden heeft tot een
verzoening voor onze zonden.
4:11 Geliefden, indien God ons alzo lief heeft gehad,
zo zijn ook wij
schuldig elkander lief te hebben. [Matt. 18:33]
4:12 Niemand heeft ooit God aanschouwd;
indien wij elkander liefhebben,
zo blijft God in ons, en Zijn liefde is in ons
volmaakt.
4:13 Hieraan
kennen wij, dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, [Rom. 8:9]
omdat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. 14 En
wij hebben het aanschouwd, en getuigen,
dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een
Zaligmaker der
wereld.
4:15 Zo wie beleden zal hebben, dat
Jezus de Zoon van God is,
God blijft in hem, en hij in God. 16 En
wij hebben
gekend en
geloofd de liefde, die God tot ons heeft.
God is liefde; en die in de liefde blijft, blijft in God,
en God in hem.
4:17 Hierin is de liefde bij ons
volmaakt,
opdat wij
vrijmoedigheid mogen hebben in den dag des
oordeels, namelijk
dat gelijk
Hij
is, wij ook zijn in
deze
wereld.
18
er is in de liefde geen vrees,
maar de
volmaakte
liefde drijft de vrees buiten;
want de vrees heeft
pijn, en die vreest, is niet
volmaakt
in de liefde.
4:19 Wij hebben Hem lief,
omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.
20
indien iemand zegt: ik heb God lief; en
haat zijn broeder,
die is een
leugenaar;
want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft,
hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft?
4:21 En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk
dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe.
|
1 Johannes 5 |
5:1 Een iegelijk, die
gelooft, dat Jezus is
de Christus,
die is uit God geboren; en
een iegelijk, die liefheeft Dengene, Die geboren heeft,
die heeft ook lief dengene, die uit Hem geboren is.
5:2 Hieraan
kennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben,
wanneer wij God liefhebben, en Zijn geboden bewaren. 3
want dit is de liefde Gods,
dat wij Zijn geboden bewaren; en Zijn geboden zijn niet zwaar. 4
want al wat uit God geboren is,
overwint de
wereld; en
dit is de overwinning, die de
wereld
overwint , namelijk ons
geloof.
5
wie is het, die de wereld
overwint,
dan die gelooft, dat Jezus is de Zoon van God?
6
Deze is het, Die gekomen is door water en bloed en Geest, namelijk Jezus de Christus;
niet door het water alleen,
maar door het water én het bloed. [Joh. 19:34; 15:26]
en de Geest is het, Die getuigt, dat de Geest de
waarheid
is.
5:7
Want Drie zijn er, Die getuigen in den hemel,
de Vader,
het Woord en
de Heilige Geest; en
deze Drie zijn Eén.
5:8
En drie zijn er, die getuigen op de
aarde,
de Geest, en
het water, en
het bloed; en
die Drie zijn tot één.
5:9 Indien wij de getuigenis der mensen aannemen,
de getuigenis van God is meerder;
want dit is de getuigenis van God,
welke Hij van Zijn Zoon getuigd heeft. 10
die in den Zoon van God
gelooft,
heeft de getuigenis in zichzelven;
die God niet
gelooft, heeft Hem tot een
leugenaar gemaakt,
dewijl hij niet
geloofd heeft de getuigenis,
die God getuigd heeft van Zijn Zoon. [Joh. 8:18]
5:11 En dit is de getuigenis, namelijk
dat ons God het
eeuwige leven
gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon.
12
die den Zoon heeft, die heeft het leven;
die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet.
5:13 Deze
[dingen] heb ik u geschreven,
die
gelooft in den Naam des Zoons van God;
opdat gij
weet, dat gij het
eeuwige leven
hebt.
[en opdat gij
gelooft in den Naam des Zoons van God.]
5:14 En dit is de
vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben,
dat zo wij iets
bidden naar
Zijn
wil, Hij ons verhoort.
5:15 En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook
bidden,
zo weten wij, dat wij de beden verkrijgen, die wij van Hem gebeden hebben.
5:16 Indien iemand zijn broeder ziet zondigen een zonde niet tot den dood,
die zal God
bidden en Hij zal hem het leven geven,
dengenen, zeg ik, die zondigen niet tot den dood.
er is een zonde tot den
'dood';
voor dezelve zonde zeg ik niet, dat hij zal
bidden. [Jer. 7:16]
5:17 Alle
ongerechtigheid is zonde; en er is zonde niet tot den dood.
5:18 Wij
weten, dat een iegelijk, die uit God geboren is, niet zondigt;
maar die uit God geboren is, bewaart zichzelven, [1Joh. 3:9] - [Joh. 17:15]
en
de boze vat hem niet.
5:19 Wij
weten, dat wij uit God zijn, en dat de gehele
wereld ligt in het boze.
5:20 Doch Wij
weten,
dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het
verstand gegeven,
dat wij den Waarachtige
kennen; en
wij zijn in den Waarachtige, namelijk
in Zijn Zoon Jezus Christus.
Deze is de waarachtige God, en het
eeuwige Leven. [Joh. 17:3]
5:21
Kinderkens, bewaart uzelven van de afgoden.
Amen.
|