handelingen 21 brieven
Legenda Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5
logo wikipedia 1 Thessalonicensen
1:1 Paulus, en Silvanus en Timotheüsbetekent ..
aan de Gemeente der Thessalonicensen, [welke is]

 in God den Vader, en den Heere Jezusbetekent .. Christus:
genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en devan Heere Jezus Christus.

1:2 Wij danken God altijd over u allen,
uwer gedachtig zijnde in onze gebeden; 3
zonder ophouden gedenkende
het werk uws geloofs, Geloof, hoop en liefde
en den arbeid der liefde,
en de verdraagzaamheid der hoop op van onzen Heere Jezus Christus,
voor onzen God en Vader; 4
wetende, geliefde broeders, uw verkiezing van door God geliefde broeders, 5

Want ons Evangelie is onder u niet alleen
in woorden geweest, maar ook
in kracht, en
in den Heiligen Geest, en in vele verzekerdheid;
gelijk gij weet,
hoedanigen wij onder u geweest zijn om uwentwil. 6 En
tabgij zijt onze navolgers geworden, en des Heeren,
tabtabhet Woord ontvangen aangenomen hebbende in vele verdrukking,
met blijdschap des Heiligen Geestes; 7
alzo dat gij voorbeelden geworden zijt al den gelovigen in Macedonië en Achaje. 8

Want van u is het Woord des Heeren luidbaar geworden
niet alleen in Macedonië en Achaje;
maar ook in alle plaatsen is uw geloof,
dat gij op God hebt, uitgegaan, Griekse letters
zodat wij niet van node hebben, iets daarvan te spreken.

1:9 want zijzelven verkondigen van ons, hoedanigen ingang wij tot u hebben, en
tabhoe gij tot God beomgekeerd zijt van de afgoden,
om den levenden en waarachtigen God te dienen; 10 en
Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Denwelken Hij uit de doden  verwekt heeft,
namelijk Jezus, Die ons verlost vanuit den toekomenden toorn.

1 Thessalonicensen 2:1

Want gij weet zelven, broeders, onzen ingang tot u, dat die niet leeg ijdel is geweest; 2

maar, hoewel wij te voren geleden hadden, en ook ons smaadheid aangedaan was,
gelijk gij weet, te Filippi,
zo hebben wij nochtans vrijmoediglijk gebruikt in onzen God,
om het Evangelie van God tot u te spreken in veel strijds. 3

want onze vermaning is
niet geweest uit verleiding,
noch uit onreinigheid,
noch met bedrog;

2:4 Maar, gelijk wij van God beproefd zijn geweest,
dat ons het Evangelie zou toebetrouwd worden,
alzo spreken wij, niet als mensen behagende, maar Griekse letters
Gode, Die onze harten beproefd. 5

Want wij hebben
nooit met pluimstrijkende woorden omgegaan, gelijk gij weet,
noch met enig bedeksel van gierigheid;
God is getuige! 6
noch zoekende eer uit mensen,
noch van u,
noch van anderen;
hoewel wij u tot last konden zijn als Christus' apostelen; 7

Maar wij zijn vriendelijk geweest in het midden van u,
gelijk als een voedster haar kinderen koestert; 8  melk
alzo wij, tot u zeer genegen zijnde, hebben u gaarne willen mededelen
niet alleen het Evangelie van God,
maar ook onze eigen zielen, uitroepteken, dus opgelet!
daarom dat gij ons lief geworden waart.

2:9 Want gij gedenkt, broeders, onzen arbeid en moeite; want nacht en dag werkende,
opdat wij niemand onder u zouden lastig zijn,
hebben wij het Evangelie van God onder u gepredikt. 10

Gij zijt getuigen, en God,
hoe heilig, en
rechtvaardig, en
onberispelijk wij u,
die gelooft, geweest zijn. 11

Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk van u,  
als een vader zijn kinderen, vermaanden en vertroostten, 12 En
betuigden,   wandel
tabdat gij zoudt wandelen, waardiglijk Gode,
tabtabDie u roept tot Zijn eigen Koninkrijk en heerlijkheid.

2:13 Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als
gij het Woord der prediking van ons gehoord van God hebt aangenomen ontvangen hebt,
gij dat ontvangen aangenomen hebt, niet als der mensen woord,
maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook inwerkt in u, die gelooft. 14

Want gij, broeders, zijt navolgers geworden der Gemeenten Gods,
tabtabdie in Judea zijn, in Christus Jezus;
dewijl ook gij hetzelfde geleden hebt van uw eigen medeburgers,    
gelijk als zij van de Joden; 15
welke ook gedood hebben den Heere Jezus,
en hun eigen profeten;
en ons hebben verdreven vervolgd,
en Gode niet behagen,
en allen mensen tegen zijn; 16
en verhinderen ons te spreken tot de heidenen,
dat zij alig mochten worden;
opdat zij te allen tijd hun zonden vervullen zouden. [Gen. 15:16. Matth. 23:32] En
de toorn is over hen gekomen tot het einde.

2:17 Maar wij, broeders,
van u beroofd geweest zijnde voor een uur kleine wijle tijds
naar het aangezicht,
niet naar het hart,
hebben ons te overvloediger benaarstigd, om uw aangezicht te zien, met grote begeerte

2:18 Daarom hebben wij tot u willen komen (immers ik Paulus) eenmaal en andermaal, pentagram, teken van satan.
maar de satanas heeft ons belet.

2:19 Want welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems?
Zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijn toekomst? 20
want gij zijt onze heerlijkheid en blijdschap.

1 Thessalonicensen 3

3:1 Daarom, deze begeerte niet langer kunnende verdragen,
hebben wij gaarne willen te Athenebetekent .. alleen gelaten worden; 2
en hebben gezonden Timotheüsbetekent ..
onzen broeder,
en Gods dienaar,
en onzen medearbeider in het Evangelie van Christus,
om u te versterken, en u te vermanen van uw geloof;

3:3 Opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen;
want gij weet zelven,
dat wij hiertoe gesteld zijn. 4 
want ook, toen wij bij u waren, voorzeiden wij u,
dat wij zouden verdrukt worden, gelijk ook geschied is, en gij weet het.

3:5 Daarom ook deze begeerte niet langer kunnende verdragen,
heb ik hem gezonden, om uw geloof te verstaan;
of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben,
en onze arbeid leeg ijdel zou wezen. 6
maar als Timotheüsbetekent .. nu van ulieden tot ons gekomen was,
en ons de goede boodschap gebracht had van uw geloof en liefde,
en dat gij altijd goede gedachtenis van ons hebt,
zeer begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden; 7
zo zijn wij daarom, broeders,
over u in al onze verdrukking en nood vertroost geworden door uw geloof; 8 

Want nu leven wij, indien gij vast staat in den Heere. 9

Want wat dankzegging kunnen wij Gode tot vergelding wedergeven voor u,
vanwege al de blijdschap,
waarmede wij ons om uwentwil verblijden voor onzen God? bidt

3:10 Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende,
om uw aangezicht te mogen zien, en te volmaken, hetgeen aan uw geloof ontbreekt.

3:11 Doch onze God en Vader Zelf, en
onze Heere Jezus [Christus] richte onzen weg tot u. 12 En
de Heere vermeerdere u, en
make u overvloedig in de liefde jegens elkander en jegens allen,
gelijk wij ook zijn jegens u; 13
opdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking,
voor onzen God en Vader,
in de toekomst van onzen Heere Jezus [Christus] met al Zijn heiligen.

1 Thessalonicensen 4

4:1 Voorts dan, broeders, wij bidden vragen en vermanen u in den Heere Jezus,
gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen,
(zoals u ook wandelt) dat gij daarin meer overvloedig wordt. 2

Want gij weet,
wat bevelen wij u gegeven hebben door den Heere Jezus. 3
want dit is de wil van God,
uw heiligmaking:
dat gij u onthoudt van de hoererij; 4
dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten
in heiligmaking en eer; 5
niet in kwade beweging der begeerlijkheid,
gelijk als de heidenen, die God niet kennen. 6  
dat niemand zijn broeder vertrede, noch bedriege in zijn handeling;
want de Heere is een wreker over dit alles, [Ps 94:1]
gelijk wij u ook 'te voren gezegd' en betuigd hebben. 7
want God heeft ons niet geroepen tot onreinigheid,
maar tot heiligmaking. [1Petr 1:15,16]    8

Zo dan die [dit] verwerpt, die verwerpt geen mens,
maar God, Die ook Zijn Heiligen Geest in ons geeft. heeft gegeven.

4:9 Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve;
want gij zelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben. 10

want gij doet ook hetzelfde aan al de broederen,
die in geheel Macedonië zijn.
maar wij vermanen u, broeders,
dat gij meer overvloedig wordt; 11 En
dat gij u benaarstigt stil te zijn,
en uw eigen dingen te doen, uitroepteken, dus opgelet!
en te werken met uw eigen handen,
gelijk wij u bevolen hebben; 12
opdat gij eerlijk wandelt bij degenen, die buiten zijn,
en geen ding van node hebt.

4:13 Doch, broeders, ik wil niet, samen met Hem
dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn,
opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen hoop hebben. 14

want indien wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, [Joh 11:25] 

alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, weder brengen met Hem.

4:15 Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, verwachting van Heer Jezus
dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren,
niet zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn. 16

Want de Heere Zelf zal met een geroep,
met de stem des archangels, [Michaël] en
met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en
die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; 17 [1Thess. 1:10; 1Kor. 15:52]
daarna wij, die levend overgebleven zijn,
zullen tegelijk te zamen met hen opgenomen worden in [de] wolken,
den Heere  tegemoet (OT), in de lucht; en
alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. 18

Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.

1 Thessalonicensen 5

5:1 Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders!
hebt gij niet van node, dat men u schrijve. 2
want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen,
gelijk een dief in den nacht. 3
want wanneer zij zullen zeggen:
Het is vrede, en zonder gevaar;
pentagram, teken van satan. dan zal een haastig verderf hun overkomen,
gelijk de barensnood een bevruchte vrouw;
en zij zullen het geenszins ontvlieden;

5:4 Maar gij, broeders,
gij zijt niet in duisternis,
dat u die dag als een dief zou bevangen. 5
gij zijt allen kinderen zonen des lichts, en kinderen zonen des daags;
wij zijn niet van des nachts, noch van der duisternis. 6

Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen,
maar laat ons waken, en nuchteren zijn. 7
want die slapen, slapen des nachts, en die dronken zijn, zijn des nachts dronken; 8   
Geloof, hoop en liefde Maar wij, die des daags zijn, laat ons nuchteren zijn,

aangedaan hebbende
het borstwapen des geloofs en der liefde, zalige hoop
en [tot] een de helm, de hoop der zaligheid. 9
want God heeft ons niet gesteld tot toorn,
maar tot verkrijging der zaligheid,
door onzen Heere Jezusbetekent .. Christus. 10
samen met Hem Die voor ons gestorven is,
opdat wij, hetzij dat wij waken,
hetzij dat wij slapen, tegelijk te zamen met Hem leven zouden.

5:11 Daarom
01. vermaant elkander, en
02. sticht de één den anderen,
gelijk gij ook doet. 12 En
wij bidden vragen u, broeders,
03. erkent degenen,
die onder u arbeiden,
en uw voorstanders zijn in den Heere,
en u vermanen; 13 en
04. acht hen zeer veel in liefde, om huns werks wil.
05. zijt vreedzaam onder elkander. 14 En
wij bidden u, broeders,
06. vermaant de ongeregelden,
07. vertroost de kleinmoedigen,
08. ondersteunt de zwakken,
09. zijt lankmoedig jegens allen. 15 goed en kwaad
10. ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde; maar
11. jaagt allen tijd het goede na,
zo jegens elkander als jegens allen. 16
12. verblijdt  u te allen tijd. 17 
13. bidt zonder ophouden. 18
14. dankt God in alles;
want dit is de wil van God in Christus Jezus over u. 19
15. blust den Geest niet uit. 20
16. veracht de profetieën niet. 21  [Efe. 4:30]
17. beproeft alle dingen; behoudt het goede. 22 [1Joh. 4:1]
18. onthoudt u van allen boosaardige waarneming! schijn des kwaads 23 En [Job 1:1,8]
de God des vredes Zelf heilige u geheel en al;
en uw geheel oprechte geest,
en ziel, Griekse letters
en lichaam
worde onberispelijk bewaard
in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. 24  getrouw

Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal.

5:25 Broeders, bidt voor ons. 26

Groet al de broeders met een heiligen kus. 27  Ik bezweer ulieden bij den Heere,
dat deze zendbrief al den heiligen broederen gelezen worde. 28
De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden.

Amen.