![]() |
1:1 Paulus, en Silvanus en Timotheüs ![]() aan de Gemeente der Thessalonicensen, [welke is] |
![]() |
in God onzen Vader, en den Heere Jezus Christus: 1:3 Wij moeten God te allen tijd
danken over u, broeders, 1:6 Alzo het
recht is bij God verdrukking te vergelden dengenen, die u verdrukken; 7
1:11 Waarom wij ook
altijd bidden voor u,
|
2 Thessalonicensen 2:1 |
2:1 En wij vragen bidden u, broeders, 2:5 Gedenkt gij niet, Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede
gewrocht;
te niet maken door de verschijning Zijner toekomst;
9 2:13 Maar wij zijn schuldig altijd God te
danken 2:15 Zo dan, broeders, |
2 Thessalonicensen 3 |
3.1 Voorts, broeders, bidt voor ons,
wij
vertrouwen van u in den Heere, dat gij,
wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, 3:7 Want gijzelven
weet, hoe men ons behoort na te volgen; Niet, dat wij de macht niet hebben, 3:14 Maar indien iemand ons
woord,
door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, 3:16 De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. 3:17 De groetenis met mijn hand, van Paulus; De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen.
|