met de
opzieners en
diakenen: 2.
Genade zij u en
vrede
van
God, onzen Vader, en den Heere,
Jezus Christus.
1:3. Ik
dank
mijn God, zo dikwijls als ik uwer gedenk. 4.
(Te allen tijd in al mijn
gebed voor u allen met blijdschap het gebed doende) 5.
over uw
gemeenschap tot in het
Evangelie van den
eersten dag af tot nu toe;
6.
vertrouwende ditzelve, dat Hij,
Die in u een goed werk begonnen heeft,
[dat]
voleindigen zal
tot op
den dag van Christus
Jezus;
7.
gelijk het bij mij
recht is,
dat ik van u allen dit
gevoel,
omdat ik in [mijn] hart houde, dat gij, beide
in mijn banden, en [in mijn]
verantwoording en bevestiging van het
Evangelie
gij allen, [zeg ik],
mijner
genade
mede deelachtig zijt.
8.
Want God is mijn Getuige,
hoezeer ik begerig ben naar u allen,
met
innerlijke bewegingen van Jezus Christus.
1:9. En dit bid ik [God],
1.dat uw liefde nog meer en meer overvloedig worde in
erkentenis
en alle gevoelen;
10
2.opdat gij
beproeft de dingen,
(«-»Rom 2:18)
die [daarvan] verschillen,
3.opdat gij oprecht zijt, en
zonder
aanstoot te geven,
tot in
den dag van Christus; 11.
vervuld met vruchten der
gerechtigheid,
die door
Jezus Christus zijn tot heerlijkheid en
prijs van God.
1:12. En ik wil, dat gij
weet, broeders, dat hetgeen aan mij [is geschied],
meer tot
bevordering
van het
Evangelie gekomen is;
13.
alzo dat mijn banden in Christus openbaar
geworden zijn in het ganse
rechthuis
en aan alle anderen; 14.
en
[dat] het meerder [deel] der
broederen
in den Heere,
door mijn banden
vertrouwen gekregen hebbende,
overvloediger het
Woord onbevreesd durven spreken.
15.
sommigen prediken ook wel
de Christus door
nijd en
twist,
|
1:18. Wat dan?
Nochtans wordt
Christus op allerlei wijze,
1. hetzij [onder een]
deksel,
2. hetzij [in der] waarheid [verkondigd];
en daarin
verblijd ik mij,
ja, ik zal mij ook
verblijden. 19.
want ik
weet, dat dit mij ter
zaligheid gedijen zal ,
door uw
gebed en
toebrenging
van de
Geestes van Jezus
Christus. 20.
volgens mijn
ernstige verwachting en hoop,
dat ik in geen zaak zal beschaamd worden;
maar [dat] in alle
vrijmoedigheid,
gelijk te allen tijd, alzo ook nu,
Christus zal groot gemaakt worden in mijn lichaam,
hetzij door het leven,
hetzij door den dood. 21.
want [het]
Leven
is mij Christus,
(«-»2Kor 5:8)
en [het] sterven is [mij] gewin. 22.
maar of te leven in het vlees, is voor mij, vrucht van het werk
hetzelve mij oorbaar zij,
,
en wat ik
verkiezen zal,
maak ik niet bekend
weet ik niet.
23.
want ik word van deze twee gedrongen,
1. hebbende
begeerte, om
ontbonden te worden en
samen met Christus te zijn;
want [dat] is zeer verre het beste. 24.
2. maar in het vlees te blijven, is nodiger om uwentwil. 25. en
dit
vertrouw en
weet ik, dat ik zal blijven, en met u allen zal verblijven
tot uw
bevordering
en blijdschap des geloofs; 26.
opdat uw roem in Christus
Jezus overvloedig zij aan mij,
door mijn
tegenwoordigheid
wederom bij u.
1:27. Alleenlijk
wandelt
waardiglijk
het
Evangelie van Christus,
[Hand 23:1;
Filipp. 3:20]
opdat, hetzij ik kom en u
zie,
hetzij ik
afwezig
ben, ik van uw zaken moge horen,
1. dat gij staat in één geest,
2.
met één
gemoed
gezamenlijk strijdende door in het geloof van het
Evangelie
28.
en
3. dat gij in geen ding verschrikt wordt van degenen, die tegenstaan;
hetwelk hun wel een
bewijs is des
verderfs,
maar u der
zaligheid,
en dat van God. 29.
want u is uit
genade vergeven in de zaak van Christus,
niet alleen in Hem
te
geloven, maar ook voor Hem te lijden;
30.
denzelfden strijd hebbende, hoedanigen gij in mij
gezien hebt, en nu
in mij hoort.
Filippenzen 2:1.
indien er dan énige
vertroosting is in Christus,
indien er énige troost is der liefde,
indien er énige gemeenschap is des Geestes,
indien er énige
innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn; 2.
Zo
vervult mijn blijdschap, dat gij moogt
1. éénsgezind zijn,
2. dezelfde
liefde hebbende,
3. 'van
één gemoed',
[en van]
4. één
gevoelen zijnde. 3. [Doet]
geen ding door
twisting of ijdele eer,
maar door
ootmoedigheid achte de één den ander
uitnemender dan zichzelven.
2:4. Eén iegelijk zie niet op het zijne,
maar één iegelijk [zie] ook op hetgeen der
anderen is.
5
want dat
gevoelen zij is in u, hetwelk ook
[was] in Christus
Jezus ; 6.
Die in de
gestaltenis Gods zijnde,
geen
roof geacht heeft Gode ''even-gelijk''
te zijn; 7.
maar («-»Hebr 5:7)
1. heeft Zichzelven
vernietigd,
[Jes
53:10;
Ps 8:5]
2. de
gestaltenis eens
dienstknechts aangenomen hebbende,
3. en is
den mensen
gelijk geworden; 8.
4. en in
gedaante gevonden als een mens,
5. heeft Hij Zichzelven vernederd,
6. gehoorzaam geworden zijnde tot den dood,
7. ja, den dood des
kruises. 9.
daarom heeft Hem ook God uitermate
verhoogd, en
heeft Hem een
Naam
gegeven,
welke boven allen naam is;
10.
(«-»Ef 1:21)opdat in den Naam van Jezus zich zou buigen
alle
knie dergenen,
[Jes 45:23]
die in den hemel, en
die
op de aarde, en
die onder de aarde
zijn. 11. en
alle tong
zou belijden,
dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.
2:12. Alzo dan, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijd gehoorzaam geweest zijt,
niet als in mijn
tegenwoordigheid alleen,
maar veelmeer nu in mijn
afwezen,
werkt uws zelfs
zaligheid met
vreze en
beven:
13.
want het is God, Die in u beide;
1. het willen en
2. het werken,
inwerkt naar
[Zijn] welbehagen.
2:14.
Doet alle dingen zonder murmureren en tegenspreken;
15.
opdat gij moogt
onberispelijk en
oprecht zijn kinderen
Gods
zijnde,
onstraffelijk in het midden van een
krom en verdraaid
geslacht,
onder welke gij
schijnt als lichten in de
wereld;
16.
'voor'houdende het
woord des levens,
mij tot een roem tot in tegen
de dag van Christus,
dat ik niet tevergeefs heb
gelopen, noch
leeg
tevergeefs gearbeid 17.
Ja, indien ik ook tot een
drankoffer geofferd worde
over de offerande
en bediening uws geloofs,
zo
verblijde ik mij,
en verblijde mij
met u allen.
18.
en om datzelfde
verblijdt gij u ook,
en verblijdt ook ulieden
met mij.
2:19. En ik hoop in den Heere Jezus Timotheus
haast tot u te zenden,
opdat ik ook welgemoed moge zijn, als ik uw zaken zal
verstaan hebben. 20.
want ik heb niemand, die
even alzo gemoed is,
dewelke oprechtelijk uw zaken zal bezorgen. 21.
want zij zoeken allen het hunne,
niet hetgeen van Christus Jezus is. 22. en
gij
weet zijn
beproeving,
dat hij, als een
kind [zijn] vader,
met mij
gediend heeft in het
Evangelie.
23.
ik hoop dan wel dezen van stonde aan te zenden,
zo [haast] als ik in mijn zaken zal voorzien hebben;
2:24. Doch ik
vertrouw in den Heere, dat ik ook zelf haast [tot u] komen zal.
2:25. Maar ik heb nodig geacht tot u te zenden
Epafroditus
mijn broeder,
en
medearbeider
en
medestrijder,
en uw afgezondene
apostel,
en bedienaar mijner nooddruft;
26.
dewijl hij zeer begerig was naar u allen,
en zeer beangst was,
omdat gij gehoord hadt, dat hij krank was. 27.
en hij is ook krank geweest tot heel
nabij den dood;
maar God heeft Zich zijner ontfermd;
en niet alleen zijner, maar ook mijner,
opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben. 28.
zo heb ik dan hem te spoediger gezonden,
opdat gij, hem
ziende,
wederom u zoudt
verblijden.
en ik te min zou droevig zijn. 29.
ontvangt hem dan in den Heere,
met alle blijdschap, en houdt dezulken in
waarde.
30.
want om het werk van Christus naderde
was hij tot nabij
den dood gekomen,
[zijn]
leven niet achtende,
opdat hij het
gebrek uwer
bediening aan mij
vervullen zou.
Filippenzen 3
3:1. Voorts, mijn broeders, verblijdt
u in den
Heere,
dezelfde dingen aan u te schrijven, is mij niet verdrietig, en het is u
zeker. 2.
ziet op de honden,
ziet op de
kwade
arbeiders,
ziet op de
versnijding. 3.
|
hoewel ik [heb, dat] ook in het vlees
betrouwen mocht;
indien iemand anders meent te betrouwen in het vlees,
ik nog meer.
5.
1. besneden ten achtsten dage,
2. uit het geslacht van Israel
3. van den
stam van Benjamin
4. een Hebreer uit de
Hebreën
5. naar
de wet een
Farizeër
6.
6. naar
den
ijver een vervolger der
Gemeente;
7. naar
de
rechtvaardigheid, die in de wet is, zijnde
onberispelijk. 7.
maar hetgeen mij gewin was,
dat heb ik om Christus' wil schade geacht. 8.
Ja, gewisselijk, ik acht ook alle [dingen] schade te zijn,
om de
uitnemendheid der kennis van Christus
Jezus, mijn Heere;
om Wiens wil ik alles
[die dingen] schade gerekend heb, en acht die
drek te zijn,
opdat ik Christus moge
gewinnen. 9.
en in Hem
gevonden worde,
niet hebbende mijn
rechtvaardigheid, die uit de wet is,
maar die door het geloof
van
Christus is, [namelijk]
de
rechtvaardigheid, die uit God is
door het
geloof; 10.
opdat ik
1. Hem
kenne, en
2. de 'kracht Zijner
opstanding'
en
3. de gemeenschap Zijns
lijdens,
4. Zijn
dood
gelijkvormig wordende;
11.
5. of ik enigszins moge komen tot de
wederopstanding
[der] doden.
3:12. Niet dat ik [het] alrede gekregen heb, of alrede
volmaakt
ben;
maar ik
jaag er naar, of ik het ook
grijpen mocht,
waartoe ik van door Christus Jezus ook
gegrepen ben
13.
[Hand 9]
Broeders, ik
acht niet, dat ik zelf het
gegrepen heb. maar
één ding,
[doe ik,]
vergetende hetgeen achter is, en
strekkende mij tot hetgeen voor is,
naar
het wit
jaag
ik, tot den
prijs der
boven-roeping Gods,
in Christus Jezus.
3:15. Zovelen dan als wij
volmaakt zijn, laat ons dit
gevoelen; en
indien gij iets anderszins
gevoelt, ook dat zal u God
openbaren .
3:16. Doch, daar wij toe gekomen zijn,
laat ons
[daarin] naar
denzelfden regel
wandelen,
laat ons
hetzelfde gevoelen.
3:17. Weest mijn
mede navolgers, broeders, en merkt op degenen, die alzo wandelen,
gelijk gij ons tot een
voorbeeld hebt.
3:18. Want velen wandelen [anders]; van dewelken ik u dikmaals gezegd heb,
en nu ook wenende zeg,
dat zij vijanden
des
kruises
van Christus zijn; 19.
welker einde is het verderf,
welker Ggod is de
buik,
en
[welker] heerlijkheid
[is] in hun
schande,
dewelken
aardse dingen
bedenken.
3:20. Maar onze
burgerschap
[wandel] is in de
hemelen,
waaruit wij ook den
Zaligmaker verwachten,
[namelijk] den Heere, Jezus Christus; 21.
(«-»1Kor 15:53) Die ons vernederd lichaam veranderen
zal,
opdat hetzelve
gelijkvormig
worde aan Zijn heerlijk lichaam,
(«-»Kol 3:3)
naar
de werking,
waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan
onderwerpen.
Filippenzen 4
4:1. Zo dan, mijn geliefde en zeer gewenste broeders, mijn blijdschap en
kroon,
staat alzo in den Heere,
geliefden! 2.
ik
vermaan Euodia en
ik
vermaan Syntyche
dat zij
éénsgezind zijn in den Heere. 3. En
ik bid vraag ook u, gij [mijn] oprechte metgezel,
wees dezen [vrouwen]
behulpzaam,
die
met mij gestreden hebben in het
Evangelie,
ook met Clemens en de andere mijn
medearbeiders,
welker namen zijn in het
boek des levens.
|
4:8. Voorts, broeders,
1. al wat waarachtig is,
2. al wat
eerlijk is,
3. al wat
rechtvaardig is,
4. al wat rein is,
5. al wat liefelijk is,
6. al wat 'wél luidt',
zo er enige
deugd is, en zo er enige lof is,
7.
bedenkt datzelve;
4:9. Hetgeen gij ook
geleerd, en
ontvangen, en
gehoord, en
in mij
gezien hebt,
doet dat; en de God des
vredes
zal met u zijn.
4:10. En ik ben grotelijks
verblijd geweest
in den Heere,
dat gij nu
eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te
gedenken;
waaraan gij ook
gedacht hebt,
maar gij hebt de gelegenheid niet gehad. 11.
niet dat ik [dit] zeg vanwege gebrek;
want ik heb geleerd
vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben.
12. en
[1Tim 6:6]
ik
weet vernederd te worden,
ik
weet ook overvloed te hebben;
alleszins en in alles ben ik
onderwezen,
beide ook verzadigd te zijn en honger te lijden,
[2Kor 6:4]
beide ook overvloed te hebben en gebrek te lijden. 13.
[2Kor 11:22]
ik vermag alle dingen door in de
mij bekrachtende Christus,
Die mij kracht geeft. 14.
nochtans hebt gij wel gedaan,
dat gij met mijn verdrukking
gemeenschap gehad hebt. 15. en
ook gij, Filippensen,
weet, dat in het
begin des
Evangelies, toen ik van Macedonie vertrokken ben,
geen
Gemeente
mij [iets] medegedeeld heeft tot
rekening van
uitgaaf en ontvangst,
dan gij alleen. 16.
want ook in Thessalonica hebt gij mij eenmaal en andermaal gezonden,
tot nooddruft. 17.
niet dat ik de gave zoek,
maar ik zoek de vrucht,
die overvloedig is tot uw
rekening.
18.
maar ik heb alles [ontvangen], en ik heb overvloed; ik ben
vervuld geworden,
als ik van Epafroditus ontvangen heb, dat van u [gezonden was], [als]
een
welriekende
reuk, een aangename offerande,
Gode welbehagelijk. 19.
doch mijn God zal naar
Zijn
rijkdom
vervullen al uw nooddruft,
in heerlijkheid, door in Christus Jezus.
4:20. Onzen God nu en
Vader zij de heerlijkheid in
alle eeuwigheid.
Amen.
4:21. Groet alle heiligen
in Christus Jezus;
U groeten de broeders, die
met
mij zijn.
22.
al de heiligen groeten u,
en meest die van het huis des keizers zijn.
4:23. De
genade van onzen Heere, Jezus Christus zij met u allen uw
geest.
Amen.
|