![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() al den heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, |
![]() |
met de
opzieners en diakenen: 2. 1:3. Ik
dank
mijn God, zo dikwijls als ik uwer gedenk. 4. Want God is mijn Getuige,
hoezeer ik begerig ben naar u allen, 1:9. En dit bid ik [God], |
|
1:18. Wat dan?
maar of te leven in het vlees, is voor mij, vrucht van het werk
hetzelve mij oorbaar zij,
,
1:27. Alleenlijk
wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus,
[Hand 23:1;
Filipp. 3:20]
daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en 2:12. Alzo dan, mijn geliefden, 2 2:19. En ik hoop in den Heere Jezus Timotheus 2:24. Doch ik vertrouw in den Heere, dat ik ook zelf haast [tot u] komen zal. 2:25. Maar ik heb nodig geacht tot u te zenden Epafroditus 3:1. Voorts, mijn broeders, ![]() verblijdt u in den Heere. ![]() dezelfde dingen aan u te schrijven, is mij niet verdrietig, en het is u zeker. 2. ziet op de honden, ziet op de kwade arbeiders, ziet op de versnijding. 3. want |
wij zijn de besnijding, wij, die God in den Geest dienen, en in Christus Jezus roemen, en niet in het vlees betrouwen, . 4. [Rom 2:29] |
hoewel ik heb, dat ik ook in het vlees
betrouwen mocht; maar hetgeen mij gewin was,
3:12. Niet dat ik [het] alrede gekregen heb, of alrede
volmaakt
ben; 3:15. Zovelen dan als wij
volmaakt zijn, laat ons dit
gevoelen; en 3:16. Doch, daar wij toe gekomen zijn, 3:17. Weest mijn
mede navolgers, broeders, en merkt op degenen, die alzo wandelen, 3:18. Want velen wandelen [anders]; 3:20. Maar onze burgerschap
[wandel] is in de
hemelen, 4:4. Verblijdt u
in den Heere te allen tijd; 4:6. Weest in geen ding
bezorgd;
4:8. Voorts, broeders, 4:9. Hetgeen gij ook
beide ook overvloed te hebben en gebrek te lijden. 13.
[2Kor 11:22] 4:20. Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid.
|
De leden van het lichaam, die de prijswinnaars zijn gaan in de verwachting dat ze door het graf naar Christus zullen gaan. Ze verwachten dat Hij bij hun terugkeer het lichaam van hun vernedering zal aanpassen aan het lichaam van Zijn glorie, (3:21). Vandaar de jacht van Paulus toen hij op 'de bedeling van de verborgenheid' zag. Deze verborgenheid is een eminent geval, namelijk om kort na de dood op te staan en naar Christus toe te gaan om fysiek boven alles geplaatst te worden. Dit is gedeeltelijk één van de onnaspeurlijke rijkdommen die God in 'de bedeling van genade' (Ef 3:8-9) voor de mens kan laten toekomen. Op deze manier wordt het lichaam 'één deel' van de belofte in Christus; één belofte die alle beloften van God in Christus lijkt te bevatten voor openbaring en vervulling als de hogere en Voleinder van het geloof. « Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons heeft gezegend met alle geestelijke zegeningen in de bovenheerschappij in Christus ». (Ef 1:3) |