handelingen 21 brieven
Legenda Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12 Hoofdstuk 13
logo wikipedia Hebreeën 1:1betekent ..   uitroep    een korte vermaning over betere dingen

God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, Laatste dagen / tijden
tot de vaders gesproken [hebbende] in door de profeten,  
[heeft] in deze laatste dagen tot ons gesproken door den in [de] Zoon; 2
Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles,
door Welken Hij ook de eeuwen wereld gemaakt heeft; 3
Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid,
en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en [Filipp. 2:6, Kol. 1:15]
alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, [ Gen. 1:3; Ps. 33:6; Joh. 1:3; Ef. 3:9; Kol. 1:16]
onze zondennadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven te weeg gebracht heeft,
is gezeten aan de rechter hand der Majesteit in de hoogste [hemelen]; [Ps 110] 4
zoveel treffelijker geworden dan de engelen,
als Hij uitnemender Naam boven hen geërft heeft.

1:5 Want tot wien van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon,
heden heb Ik Griekse lettersU gegenereerd? en
wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en
Hij zal Mij tot een Zoon zijn? 6 En
als Hij wederom Griekse lettersden Eerstgeborene inbrengt in de wereld,
zegt Hij: en dat alle engelen Gods Hem aanbidden. 7 En
tot de engelen zegt Hij wel:
die Zijn engelen maakt geesten, en Zijn dienaar een vlam des vuurs. 8
maar tot den Zoon zegt Hij:
Uw troon, o God, is van de eeuw tot in de eeuw alle eeuwigheid;   
de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter. 9 [1Kor. 15:28; Ps 45:6,7]

Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat;

daarom zalft God U! Uw God met olie der vreugde boven Uw medegenoten.

1:10 En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond,
en de hemelen zijn werken Uwer handen; 11 dezelve zullen vergaan, maar
Gij blijft altijd, en zij zullen alle als een kleed verouden; 12
En als een dekkleed zult Gij ze ineenrollen, en zij zullen veranderd worden; maar
Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet ophouden.

1:13 En tot welken der engelen heeft Hij ooit gezegd: zit aan Mijn rechter hand,
totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten? 14
zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden,
om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen?

Hebreeën 2

2:1 Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is,
opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien.

2:2 Want indien het Woord, door de engelen gesproken, vast is geweest,
en alle overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft; 3
hoe zullen wij ontvlieden,
indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?

dewelke, begonnen zijnde verkondigd te worden door den Heere,
aan ons bevestigd is geworden van degenen, die Hem gehoord hebben; 4
God bovendien medegetuigende door   [Mark 16:20]
tekenen, en
wonderen, en
menigerlei krachten en
toedelingen des Heiligen Geestes,
naar Zijn wil.  [Hand 14:3; Hand 19:11]

2:5 Want Hij heeft aan de engelen niet onderworpen de toekomende wereld,
van welke wij spreken. 6
maar iemand heeft ergens betuigd, zeggende:
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt,
of des mensen zoon, dat Gij hem bezoekt! 7 

Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen; eer en heerlijkheid
met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, en
Gij hebt hem gesteld over de werken Uwer handen; 8 onder Zijn voeten
alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen.   [1Kor. 15:27]   

want daarin, dat Hij hem alle dingen heeft onderworpen,
heeft Hij niets uitgelaten, dat hem niet onderworpen zij;
doch nu zien wij nóg niet,
dat Hem alle dingen onderworpen zijn; 9 
maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond,
Die een weinig minder dan de engelen geworden was,
vanwege het lijden des doods,
opdat Hij door de in genade Gods voor allen den dood smaken zou. 10
want het betaamde Hem,
om Welken alle dingen zijn, en door Welken alle dingen zijn,
dat Hij, vele kinderen zonen tot de heerlijkheid leidende,
den oversten Leidsman hunner zaligheid door lijden zou heiligen. 11
want, én Hij, Die heiligt, én zij, die geheiligd worden, zijn allen uit Eén;
om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen. 12 
zeggende: Ik zal Uw naam Mijn broederen verkondigen;  [Ps 22:22]
in het midden der gemeente zal Ik U lofzingen. 13 En
wederom: Ik zal Mijn betrouwen op Hem stellen. En   [Ps 18:2; 2Sam 22:3]

wederom: zie daar, Ik en de kinderen, die Mij God gegeven heeft. [Jes 8:18; Joh 17:12]

2:14 Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn,
zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden,
opdat Hij door den dood 'te niet doen' zou dengene,
die de macht het geweld des doods heeft had, pentagram, teken van satan.
dat is, den duivel; 15 En
verlossen zou al degenen, die met vreze des doods,
door al hun leven, der dienstbaarheid onderworpen waren.   16
want waarlijk,
Hij neemt de engelen niet aan, maar
Hij neemt het zaad Abrahamsbetekent .. aan. 17 [Jes. 41:8,9]

zonder zonde Daarom was Hij verschuldigd overeenkomstig alle dingen
gelijkend gemaakt te worden aan de broeders
 waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden,

opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn,
in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen. 18
want in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde, geleden heeft, 
kan Hij dengenen, die verzocht worden, te hulp komen.

priester Hebreeën 3

3:1 Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt,
aanmerkt den apostel en Hogepriester onzer belijdenis,
[Christus] Jezus; 2 Die getrouw is Dengene, Die Hem gesteld heeft, [Num 12:7]
gelijk ook Mozesbetekent .. in geheel zijn huis was. 3
Want Deze is zoveel meerder heerlijkheid waardig geacht dan Mozes,
als degene, die het huis gebouwd heeft, meerder eer heeft, dan het huis. 4
Want een ieder huis wordt van iemand gebouwd;
maar Die dit alles gebouwd heeft, is God. 5 En
Mozes is wel getrouw geweest in geheel zijn huis,
als een dienaar, tot getuiging der dingen,
die daarna gesproken zouden worden; 6
[Maar] Christus, als de Zoon over Zijn eigen huis;
Wiens huis wij zijn, indien wij [maar]
de vrijmoedigheid en
'den roem der hoop' tot het einde toe vast behouden.

3:7 Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt:
Heden, indien gij Zijn stem hoort, 8 zo verhrdt uw harten niet,
gelijk het geschied is in de verbittering, ten dage der verzoeking, in de woestijn; 9
alwaar Mij uw vaders verzocht hebben; zij hebben Mij beproefd ,
en hebben Mijn werken gezien, veertig jaren lang.

3:10 Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht,
en sprak:
Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet bekend. 11
zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn; boos geslacht
Indien zij in Mijn rust zullen ingaan! [Num. 14:21-23, Ps 95:7-11] 12
ziet toe, broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij
een boos, ongelovig hart, om af te wijken van den levenden God; 13
maar vermaant elkander te allen dage,
zolang als het heden genaamd wordt,
opdat niet iemand uit u verhard worde
door de verleiding der zonde. 14
want wij zijn Christus deelachtig geworden,
zo wij anders het beginsel van dezen vasten grond
tot het einde toe vast behouden; 15
terwijl er gezegd wordt:
Heden, indien gij Zijn stem hoort,
zo verhrdt uw harten niet,
gelijk in de verbittering geschied is. 16
want sommigen, als zij die gehoord hadden, hebben Hem verbitterd,
doch niet allen, die uit Egypte door Mozesbetekent .. uitgegaan zijn. 17
over welke nu is Hij vertoornd geweest veertig jaren?

Was het niet over degenen, die gezondigd hadden,
welker lichamen gevallen zijn in de woestijn18 En
welken heeft Hij gezworen, dat zij in Zijn rust niet zouden ingaan,
anders dan dengenen, die ongehoorzaam geweest waren? 19 En
wij zien, dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof.

Hebreeën 4

4:1 Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd,
de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde,
iemand van u schijne achtergebleven te zijn. 2
want ook ons is het Evangelie verkondigd,
gelijk als hun;
maar het gehoorde woord der prediking deed hun geen nut,
dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben. 3
want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust,
gelijk Hij gezegd heeft:
Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust!
hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren. 4
want Hij heeft ergens van den zevenden dag aldus gesproken: En
God heeft op den zevenden dag van al Zijn werken gerust. [Gen 2:2] 5 En
in deze plaats wederom: Indien zij in Mijn rust zullen ingaan! 6
dewijl dan blijft, dat sommigen in dezelve rust ingaan, en
degenen, dien het eerst Evangelie verkondigd was,
niet ingegaan zijn vanwege de ongelovigheid ongehoorzaamheid,

4:7 Zo bepaalt Hij wederom een zekeren dag, namelijk heden,
door David zeggende, zo langen tijd daarna (gelijkerwijs gezegd is):
heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhrdt uw harten niet. [Ps 95:7-11]  8

want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft,
zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag. [Deut. 31:7] 9
er blijft dan een sabbatsrust over voor het volk Gods. 10
want die ingegaan is in zijn rust,
heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne. 11
laat ons dan ons benaarstigen,
om in die rust in te gaan;
opdat niet iemand in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid valle.

4:12 Want het Woord Gods is
1. levend en
2. krachtig, en
3. scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en
4. gaat door tot de verdeling
der ziel, en
des geestes, en
der samenvoegselen, en
des mergs, en
5. is een oordeler  [1Pet 1:23; Jes 49:2; Joh 12:48]
der gedachten en
der overleggingen des harten. 13 En
6. er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem;  ogen
maar alle [dingen] zijn naakt en geopend voor de [ogen] Desgenen,
Griekse letters 7. met Welken wij te doen hebben.

4:14 Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, 
Die door de hemelen doorgegaan is, [namelijk] Jezus, den Zoon van God,
zo laat ons deze belijdenis vasthouden.  15
tabwant wij hebben geen hogepriester,
die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden,
maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, zonder zonde
doch zonder zonde. 16
laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade,
opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen,
en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

Hebreeën 5

5:1 Want alle hogepriester, uit de mensen genomen,
wordt gesteld voor de mensen in de zaken, die bij God te doen zijn,
opdat hij offere gaven en slachtofferen voor de zonden; 2
die behoorlijk medelijden kan hebben met de onwetenden en dwalenden,
overmits hij ook zelf met zwakheid omvangen is; 3 En
om derzelver [zwakheid] wil schuld moet hij gelijk voor het volk,
alzo ook voor zichzelven, offeren voor de zonden. [Lev. 9:7 ] 4 En
niemand neemt zichzelven die eer aan,
maar die van God geroepen wordt, gelijkerwijs als Aäronbetekent .. [Ex. 28:1]

5:5 Alzo heeft ook Christus Zichzelven niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden,
maar Die tot Hem gesproken heeft:
Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. 6
gelijk Hij ook in een andere plaats zegt:
Gij zijt Priester in der eeuwigheid, [Ps 110:4; Hebr. 7:17] 
naar de ordening van Melchizedekbetekent .. 7
Die in de dagen Zijns vleses, gebeden en smekingen
tot Dengene, Die Hem uit den dood kon ehouden verlossen,
met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en («-»Filip 2:7)
verhoord zijnde uit de vreze. [Lukas 22:44] 8

Hoewel Hij de Zoon was, [nochtans]
gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen Hij heeft geleden. 9 En
geheiligd zijnde,
is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn,
één oorzaak der eeuwige zaligheid geworden; 10 En [Jes 45:17] («H7»)
is van God genaamd een Hogepriester, naar de ordening van Melchizedekbetekent ..

5:11 Van Denwelken wij hebben vele dingen woorden, veel en zwaar om te verklaren,
te zeggen, dewijl gij traag om te horen geworden zijt. 12
want gij, daar gij leraars verschuldigd behoordet te zijn vanwege den tijd, onderzoek Gods Woord
hebt wederom van node, dat men u lere,
welke de eerste beginselen zijn der Woorden Gods; en
gij zijt geworden, als die melk van node hebben, en niet vaste spijze. 13 
want een iegelijk,            melk
die der melk deelachtig is, («-»1Kor 3:2)
die is onervaren in het woord der gerechtigheid;
want hij is een kind. 14
maar der volmaakten is de vaste spijze,groei / was door Gods Woord
die door de gewoonheid de zinnen geoefend hebben,
tot onderscheiding beide des goeds en des kwaads .

Hebreeën 6:1

daarom, nalatende het beginsel der leer van Christus,
laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fondament
van de bekering van dode werken, en
van het geloof in God, 2
van de leer der dopen, en
van de oplegging der handen, en
van de opstanding der doden, en
van het eeuwig oordeel. 3 En
dit zullen wij ook doen, indien het God toelaat. 4
want het is onmogelijk, degenen,
die eens verlicht geweest zijn, en
de hemelse gave gesmaakt hebben, en goed en kwaad
des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, 5 En
gesmaakt hebben het goede woord Gods, en
de krachten der toekomende eeuw, 6 En
afvallig worden,
die, zeg ik,
wederom te vernieuwen tot bekering,
als welke zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen
en openlijk te schande maken.

6:7 Want de aarde,
die den regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt
voor degenen, door welke zij ook gebouwd wordt,
die ontvangt zegen van God;

6:8 Maar die doornen en distelen draagt,
die is verwerpelijk, en nabij de vervloeking,
welker einde is tot verbranding.

6:9 Maar, geliefden!
wij verzekeren ons van u betere dingen, en met de zaligheid gevoegd,
hoewel wij alzo spreken. 10
want God is niet onrechtvaardig dat Hij uw werk zou vergeten,
en den arbeid der liefde,
die gij aan Zijn Naam bewezen hebt,
als die de heiligen gediend hebt en nog dient.

6:11 Maar wij begeren,
dat een iegelijk van u dezelfde naarstigheid bewijze,
tot de volle verzekerdheid der hoop, tot het einde toe;  12
opdat gij niet traag wordt,
maar navolgers zijt dergenen, die door geloof en lankmoedigheid
de beloftenissen beërven. 13
want als God aan Abrahambetekent .. de belofte deed, [Gen. 22:16]
dewijl Hij bij niemand,
die meerder was, had te zweren,
zo zwoer Hij bij Zichzelven, 14  [Gen. 22:17]
Zeggende: Waarlijk,
zegenende zal Ik u zegenen, en
vermenigvuldigende zal Ik u vermenigvuldigen. 15 En
alzo, lankmoediglijk verwacht hebbende,
heeft hij de belofte verkregen. 16
want de mensen zweren wel bij den meerdere dan zij zijn,
en de eed tot bevestiging is denzelven een einde van alle tegenspreken; [Ex. 22:11] 17
waarin God, willende den erfgenamen der beloftenis overvloediger bewijzen
de onveranderlijkheid van Zijn raad, met een eed daartussen is gekomen; 18
opdat wij, door twee onveranderlijke dingen,
in welke het onmogelijk is dat God liege, een sterke vertroosting zouden hebben,
wij namelijk, die de toevlucht genomen hebben, 
om de voorgestelde hoop vast te houden; [Num. 23:19]  19 Geloof, hoop en liefde
welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is,
en ingaat in het binnenste van het voorhangsel; [Lev. 16:2-3] 20
daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk
Jezus, naar de ordening van Melchizedekbetekent .. een
Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. [Ps. 110:4]

Hebreeën 7:1

Want deze Melchizedekbetekent .. was koning van Salem, priester
een priester des Allerhoogsten Gods,
die Abrahambetekent .. tegemoet ging,
als hij wederkeerde van het slaan der koningen,
en hem zegende; [Gen. 14:17-20] 2
aan welken ook Abraham van alles de tienden deelde;
die vooreerst overgezet wordt,
koning der gerechtigheid, en
daarna ook was een koning van Salem,
hetwelk is een koning des vredes; 3
zonder vader,
zonder moeder,
zonder geslachtsrekening,
noch beginsel der dagen,
noch einde des levens hebbende;
maar den Zoon van God gelijk geworden zijnde,
blijft hij een priester in eeuwigheid.

7:4 Aanmerkt nu,
hoe groot deze geweest zij,
aan denwelken ook Abrahambetekent .. de patriarch,
tienden gegeven heeft uit den buit. 5 En
die uit de kinderen zonen van Levi het priesterdom ontvangen,
hebben wel bevel om tienden te nemen van het volk,
naar de wet, dat is, van hun broederen,
hoewel die uit de lenden van Abraham voortgekomen zijn. 6
maar hij,
die zijn geslachtsrekening uit hen niet heeft,
die heeft van Abraham tienden genomen,
en hem, die de beloftenissen had, heeft hij gezegend. 7
Nu, zonder enig tegenspreken, hetgeen minder is,
wordt gezegend van hetgeen meerder is. 8 En
hier nemen wel tienden de mensen, die sterven,
maar aldaar [neemt ze die], van welken getuigd wordt, dat hHij leeft.

7:9 En, om zo te spreken, ook Levi, die tienden neemt,
heeft door Abraham tienden gegeven; 10
want hij was nog in de lenden des vaders, 
als hem Melchizedekbetekent .. tegemoet ging. 11

indien dan nu de volkomenheid door het Levietische priesterschap ware
(want onder hetzelve heeft het volk de wet ontvangen),
(want het volk was onder de de wet geplaatst),
wat nood was het nog,
dat een ander priester naar de ordening van Melchizedekbetekent .. zou opstaan, en
die niet zou gezegd worden te zijn naar de ordening van Aäronbetekent ..

7:12 Want het priesterschap veranderd zijnde, («-»Rom 8:3)
zo geschiedt er ook noodzakelijk verandering der wet. 13
want Hij, op Wien deze dingen gezegd worden, behoort tot een anderen stam,
van welken niemand zich tot het altaar begeven heeft. 14  
want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is;  [Gen. 49:10]
op welken stam Mozesbetekent .. niets gesproken heeft van het priesterschap. 15 En
dit is nog veel meer openbaar,
zo er naar de gelijkenis van Melchizedekbetekent .. een ander priester opstaat: 16
Die dit niet naar de wet des vleselijken gebods is geworden,
maar naar de kracht des onvergankelijken levens.

7:17 Want Hij getuigt:
Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedekbetekent .. 18
want de vernietiging van het voorgaande gebod
geschiedt om deszelfs zwakheids en onprofijtelijkheids wil; 19
want de wet heeft geen ding volmaakt,
maar de aanleiding van een betere hoop, door welke wij tot God genaken.

7:20 En voor zoveel het niet zonder eedzwering is geschied,
want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden; 21
maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft:
de Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: [Gen. 22:17]
Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedekbetekent .. [Ps 110:4] 22
van een zoveel beter verbond is Jezus Borg geworden. 23 En
genen zijn wel vele priesters geworden,
omdat zij door den dood verhinderd werden altijd te blijven; 24
maar Deze,
omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. 25 God weegt ook
waarom Hij ook volkomenlijk kan alig maken degenen,
die door Hem tot God gaan,
alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. 26
want zodanig een Hogepriester betaamde ons, |
heilig,
onnozel,
onbesmet,
afgescheiden van de zondaren, en
hoger dan de hemelen geworden; 27
Dien het niet allen dag nodig was,
gelijk den hogepriesters,  priester
eerst voor zijn eigen zonden slachtofferen op te offeren,
daarna, voor de zonden des volks;
want dat heeft Hij éénmaal gedaan, als Hij Zichzelven opgeofferd heeft. 28

want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben;
maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd,
stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is.

Hebreeën 8

8:1 De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is,
dat wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de  rechter hand van den troon
der mMajesteit in de hemelen: 2 [Num. 24:5,6]
een Bedienaar des heiligdoms, en des waren tabernakels,
welken de Heere heeft opgericht, en geen mens. 3
want een iegelijk hogepriester wordt gesteld,
om gaven en slachtofferen te offeren;
waarom het noodzakelijk was, dat ook Deze wat had, dat Hij zou offeren.

8:4 want indien Hij op aarde ware, zo zou Hij zelfs geen Priester zijn,
dewijl er priesters zijn, die naar de wet gaven offeren; 5 [Kol. 2:17; Ex. 25:40]
welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen,
gelijk Mozesbetekent .. door Goddelijke aanspraak vermaand was,
als hij den tabernakel volmaken zou:
want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding,
die u op den berg getoond is.

8:6 En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen,
als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is,
hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is. 1 vs 2

8:7 Want indien dat eerste [verbond] onberispelijk geweest ware,
zo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn geweest. 8
want hen berispende, zegt Hij tot hen:
ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en
Ik zal over het huis Israëls, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten; 9
niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb,
ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden;
pdf want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en
Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere.

8:10 want dit is het verbond, dat Ik [met] het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere:
Ik zal Mijn wetten
in hun verstand geven, en
in hun harten zal Ik die inschrijven; en
Ik zal hun tot een God zijn, en
zij zullen Mij tot één volk zijn. 11 En   [Jer. 31:31-34]
zij zullen niet leren,
een iegelijk zijn naaste, en
een iegelijk zijn broeder,

zeggende: Ken den Heere;
want zij zullen Mij allen kennen
van den kleine onder hen tot den grote onder hen. 12
want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en
hun zonden en
hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken. 13
als Hij zegt: een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt;
dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.

Hebreeën 9:1

zo had dan wel ook het eerste [verbond] 1 vs 2
rechten van de [gods] dienst, en het wereldlijk heiligdom. 2
want de tabernakel was toebereid, namelijk de eerste,
in welken was de kandelaar, en de tafel, en de toonbroden,
welke genaamd wordt het heilige;

9:3 Maar achter het tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het heilige der heiligen; 4
hebbende een gouden wierookvat, en
de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was
de gouden kruik, daar het Manna in was, en
de staf van Aäronbetekent .. die gebloeid had, en
de tafelen des verbonds. 5 En
boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid,
die het verzoendeksel beschaduwden;
van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen.

9:6 Deze dingen nu, aldus toebereid zijnde, [Num. 18:2-6]
zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel,
te allen tijde, om de [gods] diensten te volbrengen; 7 Maar
in den tweeden [tabernakel] ging alleen de hogepriester, éénmaal des jaars,
niet zonder bloed, hetwelk hij offerde
voor zichzelven en voor des volks tekortkomingen. misdaden 8
waarmede de Heilige Geest dit beduidde,
dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was,
zolang de eerste tabernakel nog stand had; 9
welke was een afbeelding voor dien tegenwoordigen tijd,
in welken gaven en slachtofferen geofferd werden,
die dengene, die den dienst pleegde, niet konden heiligen
naar het geweten; 10  bestaande alleen in
spijzen, en
dranken, en
verscheidene wassingen en
rechtvaardigmakingen des vleses,
tot op den tijd der verbetering opgelegd.

9:11 Maar Christus, de Hogepriester van het der toekomende goederen,
gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel,
niet met handen gemaakt, dat is,
niet van dit schepsel maaksel,  12
noch door het bloed der bokken en kalveren,
maar door Zijn eigen bloed,
éénmaal ingegaan in het heiligedom,
één eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. 13
want indien het bloed der stieren en bokken, en de as der jonge koe,
besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinigheid des vleses; 14
hoeveel te meer zal het bloed van Christus, door het bloed aan het kruisDie door den eeuwigen Geest
Zichzelven Gode smetteloos onstraffelijk opgeofferd heeft,
uw geweten reinigen van dode werken,
om den levenden God te dienen? 15 En 
daarom is Hij de Middelaar des nieuwen verbonds testaments

opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen,
die onder het eerste verbond testament waren, degenen, die geroepen zijn,1 vs 2
de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. 16
want waar een verbond testament is, daar is het noodzaak,
dat de dood des testamentsverbondmaker tussen kome; 17
want een verbond testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft,
wanneer de testamentsverbondmaker leeft. 18Griekse letters

waarom ook het eerste niet zonder bloed is ingewijd. 19
want als al de geboden, naar de wet van Mozesbetekent .. tot al het volk uitgesproken waren,
nam hij het bloed der kalveren en bokken,
met water, en purperen wol, en hysop, besprengde beide
het boek zelf, en al het volk, 20 zeggende:
dit is het bloed des verbonds testaments , hetwelk God aan ulieden heeft geboden. 21 En
hij besprengde desgelijks ook den tabernakel, en al de vaten van den dienst
met het bloed. 22 En
bijna alle dingen worden door bloed gereinigd naar de wet, en

zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. 23
zo was het dan noodzaak, dat wel de voorbeeldingen der dingen, die in de hemelen zijn,
door deze dingen gereinigd werden,
maar de hemelse [dingen] zelve door betere offeranden dan deze.

9:24 Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is,
hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelven,
om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons; 25
noch ook,
opdat Hij Zichzelven dikwijls zou opofferen, gelijk de hogepriester
alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed; 26
anders had Hij dikwijls moeten lijden
van de grondlegging der wereld af        uitroep
maar nu is Hij Griekse letterséénmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard,
om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande. 27 En
gelijk het den mensen gezet is,
éénmaal te sterven, en daarna het oordeel; 28 Al
zo ook Christus,
éénmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen, zonder zonde
zal ten anderen male zonder zonde gezien worden  [Jes 11:11]
van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid door het geloof.

Hebreeën 10
10.1 Want de wet, hebbende een schaduw van het der toekomende goederen,
niet het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden,
die zij alle jaren geduriglijk opofferen,
nimmermeer heiligen degenen, die daar toegaan. 2
anderszins zouden zij opgehouden hebben, geofferd te worden,
omdat degenen, die den dienst pleegden,
geen geweten meer zouden hebben der zonden,
eenmaal gereinigd geweest zijnde; 3
maar nu geschiedt in dezelve alle jaren weder gedachtenis der zonden. 4
want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren en bokken
de zonden wegneme. [Lev. 16:15,21] 5
daarom, komende in de wereld, zegt Hij:
slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild,
maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid; 6
brandofferen en offer voor de zonde hebben U niet behaagd. 7
toen sprak Ik: zie, Ik kom (in het hoofd begin des boeks is van Mij geschreven),
om Uw wil te doen, o God! 8
als Hij 'te voren gezegd' had: priester
slachtoffer, en
offerande, en
brandoffers, en
offer voor de zonde hebt Gij niet gewild, noch hebben U behaagd
(dewelke naar de wet geofferd worden); 9
toen sprak Hij: zie, Ik kom, 1 vs 2
om Uw wil te doen, o God!
Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen, in welken wil wij geheiligd zijn,
door de offerande des lichaams van Jezus Christus, éénmaal geschied. 11 En
een iegelijk priester stond wel alle dagen dienende, en
dezelfde slachtofferen dikmaals offerende,
die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen; 12 door het bloed aan het kruis
maar Deze, één slachtoffer voor de zonden geofferd hebbende,
is in eeuwigheid gezeten aan de rechter hand Gods; [Psalm 110:1] 13
voorts verwachtende, onder Zijn voeten
totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten. 14
want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen,
die geheiligd worden. 15 En
de Heilige Geest getuigt het ons ook; 16
want nadat Hij 'te voren gezegd' had:
Dit is het verbond,  [Jer 31:31-34; Rom 11:26-27; Hebr 8:8; Joh 6:45]
dat verbond Ik met hen maken zal na die dagen,
zegt de Heere:
Ik zal Mijn wetten geven in hun harten, en
Ik zal die inschrijven in hun verstanden; 17 En
hun zonden en hun ongerechtigheden
zal Ik geenszins meer gedenken. 18
waar nu vergeving derzelve is, daar is geen offerande meer voor de zonde.

10:19 Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben,
a. om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, 20
b. op een versen en levenden weg,
welken Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel,
dat is, door Zijn vlees; 21 En
c. dewijl wij hebben een groten Priester over het huis Gods; 22 zo  

1. laat ons toegaan met een waarachtig hart,
in volle verzekerdheid des geloofs,
onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en
het lichaam gewassen zijnde met rein water. 23 
2. laat ons de onwankelbare belijdenis der hoop vast houden;
want Die het beloofd heeft, is getrouw; 24 En
3. laat ons op elkander acht nemen,
tot opscherping
der liefde en goed werk
der goede werken; 25 En
4. laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, verwachting van Heer Jezus
gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar
5. elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet, dat de dag nadert.

10:26 Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben,
zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden; 27
maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs,
dat de tegenstanders zal verslinden.

10:28 Als iemand de wet van Mozesbetekent .. heeft te niet gedaan,
die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen;

10:29 Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden,
die den Zoon van God vertreden heeft, en
het bloed des verbonds testaments onrein geacht heeft,
waardoor hij geheiligd was, en
den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? 30
want wij kennen Hem, Die gezegd heeft:
Mijn is de wraak, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En
wederom: de Heere zal Zijn volk oordelen. [Deut. 32:35-36]

10:31 Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods. 32 Doch
gedenkt de vorige dagen, in dewelke, nadat gij verlicht zijt geweest,
gij veel strijd des lijdens hebt verdragen. 33
ten dele, als gij door smaadheden en verdrukkingen
een schouwspel geworden zijt; en
ten dele, als gij gemeenschap gehad hebt met degenen,
die alzo behandeld werden. 34
want gij hebt ook over mijn banden medelijden gehad, en
de roving uwer goederen met blijdschap aangenomen,
wetende
dat gij hebt in uzelven een beter en blijvend goed in de hemelen.

10:35 Werpt dan uw vrijmoedigheid niet weg, welke een grote vergelding des loons heeft. 36
want gij hebt lijdzaamheid van node,
opdat gij, den wil van God gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen;

10:37 Want: verwachting van Heer Jezusnog een zeer weinig tijds
en Hij, Die te komen staat, zal komen, en niet vertoeven. 38
- maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven; en   [Hab 2:4]
zo iemand zich onttrekt, mMijn ziel heeft in hem geen behagen. 39

Griekse letters- maar wij zijn niet van degenen, die zich onttrekken ten verderve,
maar [van degenen], die geloven tot behouding der ziel.

door het geloof Hebreeën 11:1
Het Geloof nu is een vasten grond der dingen, die men hoopt, en  hoop en zien
een bewijs der zaken, die men niet ziet. 2
want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen.

11:3 Door het In geloof verstaan wij, dat de eeuwen wereld door het woord Gods is toebereid,
alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden.

11:4 Door het In geloof heeft Abelbetekent .. een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïnbetekent ..
door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was, [Gen 4:10]
alzo God over zijn gave getuigenis gaf; en
door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.

11:5 Door het In geloof is Enochbetekent .. weggenomen geweest,
opdat hij den dood niet zou zien; en hij werd niet gevonden,
daarom dat hem God weggenomen had;
want voor zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde. 6 Maar
zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen.
want die tot God komt, moet geloven,  
dat 'IK BEN'  Hij is, en [een] Beloner wordt is dergenen, die Hem zoeken. [Matt 7:7]

11:7 Door het In geloof heeft Noachbetekent ..
door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen,
die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde,
de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin;
door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en
is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid, die naar het geloof is.

11:8 Door het In geloof is Abrahambetekent ..geroepen zijnde,
gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats,
die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en
hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. 9
Door het In geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte,
als in een vreemd [land], en
heeft in tabernakelen gewoond met Izakbetekent .. en Jakobbetekent ..
die medeerfgenamen waren derzelfde belofte. 10
want hij verwachtte de stad, die fondamenten heeft,  opmerking
welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.  

11:11 Door het In geloof heeft ook Sarabetekent .. zelve
kracht ontvangen, om zaad te geven, en   Griekse letters
boven den tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard;
overmits zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had. 12 
daarom zijn ook van één, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren,
als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan den oever der zee is,
hetwelk ontallijk is.

11:13 Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende,
maar hebben dezelve
- van verre gezien, en geloofd , en omhelsd, en
- hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. 14
want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk,
dat zij een vaderland zoeken. 15 En
indien zij aan dat vaderland gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren,
zij zouden tijd gehad hebben, om weder te keren; 16
maar nu zijn zij begerig naar een beter,
dat is, naar het hemelse.
daarom schaamt Zich God hunner niet,
om hun God genaamd te worden;
want Hij had hun een stad bereid.

11:17 Door het In geloof heeft Abraham, [Gen.22]
als hij verzocht werd, geloof van abraham
Izak geofferd, en
hij, die de beloften ontvangen had,
heeft zijn eniggeborene geofferd, [Jac. 2:21] 18
tot denwelken gezegd was:
in Izak zal u het zaad genoemd worden
overleggende, dat God machtig was,
hem ook uit de doden te verwekken; 19
waaruit hij hem ook bij gelijkenis wedergekregen heeft.

11:20 Door het In geloof heeft Izakbetekent ..zijn zonen Jakob en Ezaubetekent .. gezegend [Gen. 27:27-29]
aangaande toekomende dingen.

11:21 Door het In geloof heeft Jakobbetekent .. stervende,
een iegelijk der zonen van Jozef gezegend, en
heeft aangebeden, [leunende]op het opperste van zijn staf.

11:22 Door het In geloof heeft Jozefbetekent ..stervende,
gemeld van den uitgang der kinderen zonen Israëls, en
heeft bevel gegeven van zijn gebeente.

11:23 Door het In geloof werd Mozesbetekent ..
toen hij geboren was, drie maanden lang van zijn ouders verborgen,
overmits zij zagen, dat het kinderken schoon was; en [Hand 7:20]
zij vreesden het gebod des konings niet.

11:24 Door het In geloof heeft Mozes, [nu]groot geworden zijnde,
geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; 25
verkiezende liever samen [met] het volk van God kwalijk gehandeld te worden,
dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; 26
achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn,
dan de schatten in Egypte;
want hij zag op de vergelding des loons.

11:27 Door het In geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vrezende den toorn des konings;
want hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke.

11:28 Door het In geloof heeft hij het Pascha uitgericht, en
de besprenging des bloeds,
opdat de verderver der Eerstgeborenen hen niet raken zou.

11:29 Door het In geloof zijn zij de Rode Zee doorgegaan, als door het droge;
hetwelk de Egyptenaars, [ook] verzoekende, zijn verdronken. [Ex 14:21]    

11:30 Door het In geloof zijn de muren van Jerichobetekent .. gevallen,
als zij tot zeven dagen toe omringd waren geweest. [Joz 6:15]

11:31 Door het In geloof is Rachabbetekent .. de hoer,
niet omgekomen met de ongehoorzamen als zij de verspieders met vrede had ontvangen.

11:32 En wat zal ik nog meer zeggen?

Want de tijd zal mij ontbreken, zou ik verhalen van
Gideonbetekent .. en Barakbetekent .. en Samsonbetekent .. en Jefthabetekent .. en Davidbetekent .. en
bovendien ook Samuëlbetekent .. en de profeten;

11:33 welken Door het In geloof
koninkrijken hebben overwonnen,
gerechtigheid gewerktgeoefend, de
beloftenissen verkregen, de
muilen der leeuwen toegestopt; 34 De
kracht des vuurs hebben uitgeblust, de
scherpte des zwaards zijn ontvloden,
uit zwakheid krachten hebben gekregen,
in den krijg sterk geworden zijn,
heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht; 35 De
vrouwen hebben hare doden uit de opstanding weder gekregen; en
anderen zijn uitgerekt geworden, de aangeboden verlossing niet aannemende,
opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden. 36 En
anderen hebben bespottingen en geselen geproefd, en ook
banden en gevangenis; 37 Zijn
gestenigd geworden,
in stukken gezaagd,
verzocht,
door het zwaard ter dood gebracht;
hebben gewandeld
in schaapsvellen en
in geitenvellen;
verlaten,
verdrukt,
kwalijk gehandeld zijnde; 38
welker de wereld niet waardig was
hebben gedoold
in woestijnen, en
op bergen, en
in spelonken, en
in holen der aarde. 39 En
deze allen, hebbende Door het in geloof getuigenis gehad,
hebben de belofte niet verkregen; 40  
alzo God wat beters over ons voorzien had,
opdat zij zonder ons niet zouden volmaakt worden.

Hebreeën 12:1

daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende,
laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en
laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is;

12:2 Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus,
Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was,
het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en
is gezeten aan de rechter hand des troons van God. 3
want aanmerkt; [Dezen],
Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen,
opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen. 4

gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan,
strijdende tegen de zonde; 5 En
gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt:
Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en
bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt; 6 
want dien wie de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en [Openb. 3:19; Spr 3:11,12]
Hij geselt een iegelijken zoon, die Hij aanneemt. 7
indien gij de kastijding verdraagt,
zo gedraagt Zich God jegens u als zonen;
want wat zoon is er,
dien de vader niet kastijdt? 8 Maar
indien gij zonder kastijding zijt,
welke allen deelachtig zijn geworden,
zo zijt gij dan bastaarden, en niet zonen.

12:9 Voorts, wij hebben de vaders onzes vleses wel tot kastijders gehad,
en wij ontzagen hen;
zullen wij dan niet veel meer den Vader der geesten onderworpen zijn,  [Num. 16:22]
en leven? 10
want genen hebben ons wel voor een korten tijd,
naar dat het hun goed dacht, gekastijdt;
maar Deze [kastijdt] ons tot ons nut,

opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden. 11 En
alle kastijding als die tegenwoordig is,
schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn;
doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen,
die door dezelve geoefend zijn. [Filip. 1:10]

12:12 Daarom richt weder op de trage handen, en de slappe knieën; 13 En [Jes 35:3]
maakt rechte paden voor uw voeten,
opdat hetgeen kreupel is, niet verdraaid worde,  
maar dat het veelmeer genezen worde. [Psalm 34:14]

12:14 Jaagt den vrede na met allen,
en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal;

12:15 Toeziende, dat niet iemand verachtere van de genade Gods;

dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make en
door dezelve velen ontreinigd worden. 16
dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezaubetekent ..
die om één spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf. 17
want gij weet, dat hij ook daarna, de zegening willende beërven,
verworpen werd; [Gen 27:38]
want hij vond geen plaats des berouws,
hoewel hij dezelve met tranen zocht. 18
want gij zijt niet gekomen tot
den tastelijken berg, en
het brandende vuur, en
donkerheid, en
duisternis, en
onweder, 19 En tot
het geklank der bazuin, en
de stem der woorden;
welke die ze hoorden, [Deut. 4:11,12]
baden, dat
het woord tot hen niet meer zou gedaan worden. 20
want zij konden niet dragen,
hetgeen er geboden werd:
indien ook een gedierte den berg aanraakt,
het zal gestenigd of met een pijl doorschoten worden. [Ex. 19:12,13] 21 En
Mozesbetekent .. zo vreselijk was het gezicht, zeide:
Ik ben gans bevreesd en bevende. 22 [Deut. 9:19]
maar gij zijt gekomen tot den berg Sion, en de stad des levenden Gods,
tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen; 23  [Gal. 4:26]
tot de algemene vergadering en de Gemeente der eerstgeborenen,
die in de hemelen opgeschreven zijn, en
tot God, den Rechter over allen, en
de geesten der volmaakte rechtvaardigen; 24 En  [Openb 5:11; Luk 10:20; Gen 18:25]
tot den Middelaar des nieuwen verbonds testaments , Jezus, en [Gen 4:10, 1Pet 1:2]
het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abelbetekent ..

12:25 Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt;
want indien dezen niet zijn ontvloden,
die dengene verwierpen, 
welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf,
veelmeer zullen wij niet ontvlieden,
zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen is; 26
Wiens stem toen de aarde bewoog;
maar nu heeft Hij beloofd verkondigd, zeggende:
nog éénmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, [Haggai 2:7]
maar ook den hemel. 27 En
dit [woord]: 'Nog eenmaal',
wijst aan de verandering der bewegelijke dingen,
als welke gemaakt waren,
opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn. 28

daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen,
laat ons de genade vast houden,
door dewelke wij welbehagelijk Gode mogen dienen,
met eerbied en godvruchtigheid. 29
want onze God is een verterend vuur. [Deut 4:24]

Hebreeën 13

13:1 Dat de broederlijke liefde blijve. 2
vergeet de herbergzaamheid niet; [Rom 12]
want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd. 3
gedenkt der gevangenen,
alsof gij mede gevangen waart; en
dergenen, die kwalijk gehandeld worden,
alsof gij ook zelven in het lichaam kwalijk gehandeld waart.

13:4 Het huwelijk is eerlijk onder allen, en het bed onbevlekt;
maar hoereerders en overspelers zal God oordelen.

13:5 Uw wandel zij zonder geldgierigheid; en zijt vergenoegd met het tegenwoordig;
want Hij heeft gezegd:
Ik zal u niet begeven, en
Ik zal u niet verlaten. 6
zodat wij vrijmoediglijk durven zeggen:
De Heere is mij een Helper, en ik zal niet vrezen, wat mij een mens zal doen.

13:7 Gedenkt uwer voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben; en
volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling. [Ps 73:17]

13:8 Jezus Christus is gisteren en heden dDezelfde [en] in der eeuwigheid. 9
wordt niet omgevoerd met verscheidene en vreemde leringen;
want het is goed, dat het hart gesterkt wordt door genade, niet door spijzen,
door welke geen nuttigheid bekomen hebben, die daarin gewandeld hebben.

13:10 Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht hebben te eten,
die den tabernakel dienen. 11
want welker dieren bloed voor de zonde gedragen werd
in het heiligdom door den hogepriester,
derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats.  [Ex 29:14]

13:12 Daarom heeft ook Jezus, door het bloed aan het kruis
opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen,
buiten de poort geleden.  13
zo laat ons dan tot Hem uitgaan
buiten de legerplaats,
Zijn smaadheid dragende. 14 
want wij hebben hier geen blijvende stad,
maar wij zoeken de toekomende. 15
laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs,
dat is, de vrucht der lippen, die Zijn Naam belijden. [Hos. 14:2; 2Kron. 29:31] 16 En
vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet;
want aan zodanige offeranden heeft God een welbehagen.

onderdanig13:17 Zijt uw voorgangeren gehoorzaam, en zijt hun onderdanig;

want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen;
opdat zij dat doen mogen mét vreugde en niet al zuchtende;
want dat is u niet nuttig.

13:18 Bidt voor ons;

want wij vertrouwen, dat wij een goed geweten hebben,
als die in alles willen eerlijk wandelen.19 En
ik bid u te meer, dat gij dit doet,
opdat ik te eerder ulieden moge wedergegeven worden.

13:20 De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen,
door het bloed des eeuwigen verbonds testaments [Jes 55:3, 63:11]
uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezusbetekent .. [Christus], 21 Griekse letters
Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen;
werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; goed werk
Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid.

Amen.

13:22 Doch ik bid u, broeders, verdraagt het woord dezer vermaning;
want ik heb u in het kort geschreven. 23  boeien

weet, dat de broeder Timotheüsbetekent .. losgelaten is,
met welken (zo hij haast komt) ik u zal zien.

13:24 Groet al uw voorgangeren, en al de heiligen.

U groeten die van Italië zijn. 25
de genade zij [met] u allen.

Amen.