1 Judas een
dienstknecht van Jezus
Christus, en
broeder van
Jakobus(3)'
aan de
geroepenen, die door in God den Vader geliefd
geheiligd zijn,
[Joh. 17:11]

 en door
Jezus Christus bewaard:
2
  barmhartigheid,
  en
vrede,
  en
liefde
 zij u vermenigvuldigd.
[2Pet. 1:2]
3 Geliefden, alzo ik alle naarstigheid doe om u te schrijven
 van de gemene
zaligheid
en leven,
[1Tim. 1:18]
zo heb ik noodzaak gehad aan u te schrijven en u te
vermanen,
 dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is. 4
want er zijn sommige mensen ingeslopen,
 die eertijds tot ditzelfde
oordeel te voren opgeschreven zijn,
  goddelozen,
 die de
genade
onzes Gods
veranderen in
ontuchtigheid,
  en onze
Heerser
enigen, God,en Heere
loochenen: Jezus Christus.[Gal. 2:4; 2Pet. 2:1]
5 maar ik wil u indachtig maken, als die dit eenmaal
weet, dat de Heere,
het
volk uit Egypteland verlost hebbende, wederom degenen,
 die niet
geloofden,
verdorven heeft.
[Ex. 12:51; Num. 14:29; Ps 106:17; 2Petr. 1:12]
6 En
de engelen,
 die hun beginsel niet bewaard hebben,
[Matth 25:41; 2Petr 2:4; Jud 6]
  maar hun eigen
woonstede verlaten hebben,
  heeft Hij tot het
oordeel des groten
dags
   met
eeuwige banden onder de
duisternis bewaard.
7
gelijk
Sodoma en
Gomorra en de steden rondom dezelve,
 die op gelijke wijze als deze
gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan,
   tot een
voorbeeld voorgesteld zijn,
[2Petr. 2:4,9]
  dragende de straf des
eeuwigen vuurs.
[Deut. 29:23]
8
desgelijks evenwel ook
 deze
dromers in slaap gebracht zijnde,
  verontreinigen
het vlees, en
  verwerpen
de heerschappij, en
  lasteren
de heerlijkheden.
[2 Petr. 2:10.]
9 maar
Michaël de
archangel,
toen hij met den
duivel twistte, en handelde van het
lichaam van Mozes
[Deut 34:6]
 durfde geen
oordeel van lastering tegen hem voortbrengen,
maar zeide: De Heere bestraffe u!
[Dan. 10:13; Zach. 3:2; 2Petr. 2:11]
10 maar dezen,
 hetgeen zij niet
weten, dat
lasteren zij; en
 hetgeen zij natuurlijk, als de
onredelijke dieren,
weten,
  in hetzelve verderven zij zich.
11
wee hun,
 want zij zijn den weg van
Kaďn ingegaan, en
 door de verleiding van het loon van
Balaäm zijn zij henengestort, en
 zijn door de tegenspreking van Korach vergaan.
[Num. 16:1; 22:7; 1Joh. 3:12]
12
dezen zijn
 vlekken in uw liefdemaaltijden, en als zij met u ter maaltijd zijn,
 weiden zij zichzelven zonder vreze;
 zij zijn waterloze wolken, die van de
winden omgedreven worden;
 zij zijn als
bomen in het afgaan van den herfst,
  onvruchtbaar,
  tweemaal verstorven, en
  ontworteld;
[Eze. 34:8; Efe. 4:14; 2Pet. 2:13]
13
 wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende;
 dwalende sterren, denwelken de
donkerheid
der
duisternis
  in
der eeuwigheid bewaard wordt.
[Jes. 57:20
2Pet. 2:17]
14 [en] van dezen heeft ook
Enoch
[de] zevende van
Adam geprofeteerd, zeggende:
ziet,
de Heere is gekomen met Zijn vele
duizenden heiligen;
15
 om
gericht te houden tegen allen, en te straffen alle
goddelozen onder hen,
  vanwege al hun
goddeloze werken,
 die zij
goddelooslijk gedaan hebben, en
  vanwege al de harde
woorden,
 die de
goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.
[Deut. 33:2] 16
deze zijn
 murmureerders,
 klagers [over hun staat],
 wandelende naar
hun
begeerlijkheden; en

 hun mond spreekt zeer
opgeblazen dingen,
 verwonderende zich over de personen gezichten om des voordeels wil.
17 Maar geliefden, gedenkt gij der
woorden,
die voorzegd zijn van de apostelen van onzen Heere
Jezus Christus;
18
  dat zij u gezegd hebben,
 
 dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn,
 die naar hun
goddeloze
begeerlijkheden
wandelen zullen. 19
 dezen zijn het, die zichzelven afscheiden,
 natuurlijke mensen,
den Geest niet hebbende.
[1Kor 2:14]
20 Maar geliefden,
 bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof, 
 biddende in den Heiligen Geest;
[Efez 6:18
Kol 2:7]
21
 bewaart uzelven in de liefde Gods,

 verwachtende de barmhartigheid
  van onzen Heere Jezus Christus ten
eeuwigen leven.
22 En
 ontfermt u wel eniger, onderscheid makende;
[Gal. 6:1]
23 Maar
 behoudt anderen door vreze, en
grijpt ze uit het vuur; en
 haat ook den rok, die van het vlees bevlekt is.
[Amos 4:11]
24 Hem nu, Die machtig is u van struikelen te bewaren,
en onstraffelijk
te
stellen voor Zijn heerlijkheid, in vreugde,
[Efez 1:4]
25
 aan alleen God, onzen
Zaligmaker,
door
Jezus Christus, onzen Heer,
  zij heerlijkheid en
mMajesteit,
kracht en
macht,
 vóór
alle
eeuw
  én
nu
  én tot in
alle eeuwigheid. [Rom 6:17]
Den beide nu en in alle eeuwigheid.
Amen.
|