Amomos, G299, 7x
{Letterlijk of figuurlijk} ongeschonden, smet-, vlek, fout-, spotloos |
Efeziërs 1:4 Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, ![]() Efeziërs 5:27 Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, ![]() Kolossensen 1:22 In het lichaam Zijns vleses, door den dood, ![]() Hebreeën 9:14 Hoeveel te meer zal het bl ![]() ![]() ![]() ![]() 1 Petrus 1:19 Maar door het dierbaar bl ![]() Judas 1:24 Hem nu, Die machtig is u van struikelen te bewaren, ![]() ![]() Openbaring 14:5 En in hun mond is geen bedrog gevonden; want zij zijn onberispelijk voor den troon van God. |
A-memptos, G273, 5x = ongeblameerd.(niets op aan te merken) |
Lukas 1:6 En zij waren beiden rechtvaardig voor God, ![]() Filippensen 2:15 Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, ![]() ![]() ![]() Filippensen 3:6 ![]() Naar den ijver een vervolger der Gemeente; ![]() 1 Thessalonicensen 3:13 Opdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking, voor onzen God en Vader, in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen. Hebreeën 8:7 Want indien dat eerste verbond onberispelijk geweest ware, ![]() |
Amemp-tôs, G274, 2x = op onberispelijk wijze.(feilloos) |
1 Thessalonicensen 2:10 Gij zijt getuigen, en God, hoe heilig, en rechtvaardig, en onberispelijk wij u, die gelooft, geweest zijn. 1 Thessalonicensen 5:23 En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; ![]() ![]() ![]() |
Amometos, G298, 1x = on-gesmet.(onschuldig) |
Filippensen 2:15 Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, ![]() ![]() ![]() 2 Petrus 3:14 Daarom, geliefden, verwachtende deze dingen, benaarstigt u, ![]() |
Angeletos, G410, 5x 1. onbeschuldigd. 2. (impliciet) onbesproken, onberispelijk. |
1 Korinthiërs 1:8 Welke God u ook zal bevestigen tot het einde toe, ![]() ![]() Kolossensen 1:22 In het lichaam Zijns vleses, door den dood, ![]() 1 Timotheüs 3:10 En dat deze ook eerst beproefd worden, en dat zij daarna dienen, zo zij onbestraffelijk zijn. Titus 1:6,7 Indien iemand onberispelijk is, ener vrouwe man, gelovige kinderen hebbende, ![]() Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuil-gewinzoeker |
Anepileptos, G423, 3x 1. niet gearresteerd. 2. (impliciet) niet te berispen |
1 Timotheüs 3:2 Een opziener dan moet onberispelijk zijn, ener vrouwe man, ![]() 1 Timotheüs 5:7 En beveel dit, opdat zij onberispelijk zijn. 1 Timotheüs 6:14 Dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en onberispelijk, ![]() |