Deesis, G1162, 18x = smeken, smekingen of een verzoek. |
Lukas 1:13 Maar de engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharias! want uw gebed is verhoord, Lukas 2:37 En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag. Handelingen 1:14 Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken Romeinen 10:1 Broeders, de toegenegenheid mijns harten, en het gebed, dat ik tot God voor Israël doe, is tot hun zaligheid. 2 Korinthiërs 1:11 Alzo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed, opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht ook voor ons dankzegging door velen gedaan worde. 2 Korinthiërs 9:14 En door hun gebed voor u, welke naar u verlangen, om de uitnemende genade Gods over u. Efeziërs 6:18 Met alle bidding en smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen; Filippensen 1:4 (Te allen tijd in al mijn gebed voor u allen met blijdschap het gebed doende) Filippensen 1:19 Want ik weet, dat dit mij ter zaligheid gedijen zal, door uw gebed en toebrenging des Geestes van Jezus Christus. Filippensen 4:6 Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; 1 Timotheüs 2:1 Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen; 1 Timotheüs 5:5 Die nu waarlijk weduwe is, en alleen gelaten, die hoopt op God, en blijft in smekingen en gebeden nacht en dag. Hebreeën 5:7 Die in de dagen Zijns vleses, gebeden en smekingen tot Dengene, Die Hem uit den dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vreze. Jakobus 5:16 En het gebed des geloofs zal den zieke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden. 1 Petrus 3:12 Want de ogen des Heeren zijn over de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun gebed; maar het aangezicht des Heeren is tegen degenen, die kwaad doen. |