Legenda
Heer Jezus moest! = Dei, G1163, 103x 
1. moeten (omdat het) nodig (is)
2. moeten (bindend, vaststaand, beslist).
Mattheüs 16:21; Lukas 9:22; Marcus 8:31; Lukas 17:25
Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem,
en veel lijden van de ouderlingen, en overpriesteren, en Schriftgeleerden,
en gedood worden, en ten derden dage opgewekt worden.
Mattheüs 26:54
Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, [die zeggen], dat het alzo geschieden moet?
En Hij begon hun te leren, dat de Zoon des mensen veel moest lijden,
en verworpen worden van de ouderlingen, en overpriesters, en Schriftgeleerden,
en gedood worden, en na drie dagen wederom opstaan.
Lukas 2:49
En Hij zeide tot hen:
Wat [is het], dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?
Lukas 4:43
Maar Hij zeide tot hen: Ik moet ook anderen steden het Evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen; want daartoe ben Ik uitgezonden.
Lukas 13:33;
Doch Ik moet heden, en morgen, en den volgenden [dag] reizen; want het gebeurt niet,
dat een profeet gedood wordt buiten Jeruzalem.
Lukas 19:5
En als Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot hem:
Zachéüs! haast u, en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven.
Lukas 22:37; Jes 53:12; Mark 15:28;
Want Ik zeg u, dat nog dit, hetwelk geschreven is, in Mij moet volbracht worden, namelijk:
En Hij is met de misdadigen gerekend. Want ook die dingen,
die van Mij [geschreven zijn], hebben een einde.
Lukas 24:7
Zeggende: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in de handen der zondige mensen,
en gekruisigd worden, en ten derden dage wederopstaan.
Lukas 24:26
Moest
de Christus niet deze dingen lijden, en [alzo] in Zijn heerlijkheid ingaan?
Lukas 24:44,46; Ps 22:6; Hand 17:3;
En Hij zeide tot hen:
Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog met u was, [namelijk]
dat het alles moest vervuld worden,
wat van Mij geschreven is in de wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen.
Johannes 4:4
En Hij moest door Samaria gaan.
Johannes 9:4
Ik moet werken de werken Desgenen,
Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.
Johannes 10:16
Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen;
en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden één kudde, [en] één Herder.
Johannes 20:9
Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan.
Hand 1:16
Mannen broeders, deze Schrift moest vervuld worden, welke de Heilige Geest door den mond Davids voorzegd heeft van Judas, die de leidsman geweest is dergenen, die Jezus vingen;
Hand 3:21
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen,
die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van [alle] eeuw.
Hand 17:3
En Paulus, gelijk hij gewoon was,
ging tot hen in, en drie sabbatten lang handelde hij met hen uit de Schriften,
[Dezelve] openende, en voor [ogen] stellende,
dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden, en dat deze Jezus is de Christus,
Dien ik, [zeide hij], ulieden verkondige.
Hebr 9:26
Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af
maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, uitroep
om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande.
Satan (zal) moeten

Mattheüs 24:6; Marc 13:7; Lukas 21:9
En gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt;
want al [die] dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet.
Marcus 13:14
Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting,
waarvan door den profeet Daniël gesproken is, staande waar het niet behoort,
(die het leest, die merke daarop!) alsdan, die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen.
Openbaring 17:10
En het zijn zeven koningen; de vijf zijn gevallen, en de één is, en de ander is nog niet gekomen,
en wanneer hij zal gekomen zijn, moet hij een weinig [tijds] blijven.
Openbaring 20:3
En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden.

De Apostelen moesten  (Heer Jezus)
Lukas 12:12
Want de Heilige Geest zal u in dezelve ure leren, hetgeen [gij] spreken moet.
Handelingen 1:16
Mannen broeders, deze Schrift moest vervuld worden,
welke de Heilige Geest door den mond Davids voorzegd heeft van Judas,
die de leidsman geweest is dergenen, die Jezus vingen; Griekse letters
Handelingen 1:21
Het is dan nodig, dat van de mannen, die met ons omgegaan hebben al den tijd,
in welken de Heere Jezus onder ons in- en uitgegaan is,
Beginnende van den doop van Johannes, tot den dag toe, in welken Hij van ons opgenomen is,
één derzelven met ons getuige worde van Zijn opstanding.
Paulus
Handelingen 9:6
En hij, bevende en verbaasd zijnde, zeide: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?
En de Heere [zeide] tot hem: Sta op, en ga in de stad,
en u zal [aldaar] gezegd worden, wat gij doen moet.
Handelingen 9:16
Want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet om Mijn Naam.
Hand 14:22
Versterkende de zielen der discipelen, en vermanende, dat zij zouden blijven in het geloof,
en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods.
Handelingen 18:21
Maar hij nam afscheid van hen, zeggende:
Ik moet ganselijk het toekomende feest te Jeruzalem houden;
doch ik zal tot u wederkeren, zo God wil. En hij voer weg van Éfeze.
Handelingen 19:21
En als deze dingen volbracht waren, nam Paulus voor in den Geest,
Macedónië en Acháje doorgegaan hebbende, naar Jeruzalem te reizen, zeggende:
Nadat ik aldaar zal geweest zijn, moet ik ook Rome zien.
Handelingen 19:36
Dewijl dan deze dingen onwedersprekelijk zijn,
zo is het behoorlijk dat gij stil zijt, en niets onbedachts doet.
Handelingen 23:11
En den volgenden nacht stond de Heere bij hem, en zeide:
Heb goeden moed, Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem van Mij betuigd hebt
alzo moet gij ook te Rome getuigen.
Handelingen 26:9 (Hand 8:3; Hand 9:1; Hand 22:4; 1Kor 15:9; Gal 1:13; 1Tim 1:13)
Ik meende waarlijk bij mijzelven,
dat ik tegen den Naam van Jezus van Názareth vele wederpartijdige dingen moest doen.
Handelingen 27:24
Want dezen zelfden nacht heeft bij mij gestaan een engel Gods, Wiens ik ben,
Welken ook ik dien, Zeggende: Vrees niet, Paulus,
gij moet voor den keizer gesteld worden; en zie, God heeft u geschonken allen, die met u varen.
Efez 6:20
Waarover ik een gezant ben in een keten, opdat ik in hetzelve vrijmoediglijk moge spreken,
gelijk mij betaamt te spreken.
Kol 4:4
Opdat ik dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken.
Johannes
Openbaring 10:11 
Gij moet wederom profeteren voor vele volken, en natiën, en talen, en koningen
kinderen zonen van God
Luk 15:32
Men behoorde dan vrolijk en blijde te zijn; want deze uw broeder was dood,
en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden.
Johannes 3:7
Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden.
Handelingen 4:12
En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam,
Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten alig worden.
Handelingen 5:29
Maar Petrus en de apostelen antwoordden, en zeiden:
Men moet Gode meer gehoorzaam zijn, dan den mensen.
Romeinen 8:26
En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet,
wat wij bidden zullen, gelijk het behoort,
maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.
1 Korinthiërs 8:2
En zo iemand meent iets te weten, die heeft nog niets gekend gelijk men behoort te kennen.  
Maar zo iemand God liefheeft, die is van Hem gekend.
1 Korinthiërs 11:19 (Matt 18:7; Luk 17:1; Hand 20:30; 1Joh 2:19;)
Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen, die oprecht zijn,
openbaar mogen worden onder u.
1 Korinthiërs 15:53
Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen,
en dit sterfelijke [moet] onsterfelijkheid aandoen.
2 Korinthiërs 5:10
Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus,
opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam [geschiedt],
naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
Kol 4:5-6
Uw woord zij te allen tijde in aangenaamheid, met zout besprengd,
opdat gij moogt weten, hoe gij een iegelijk moet antwoorden.
1 Thessalonicensen 4:1
Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus,
gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen,
dat gij [daarin] meer overvloedig wordt.
Want gij weet, wat bevelen wij u gegeven hebben door den Heere Jezus.
2 Thessalonicensen 3:7  (1Kor 11:1; 1Thess 1:6-7; 1Thess 2:10; [1Thess 4:11])
Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen;
want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u;
1Tim 3:2  (2Tim 2:24; Tit 1:6; [Tit 1:8];)
Een opziener dan moet onberispelijk zijn, éner vrouwe man, wakker, matig, eerbaar,
gaarne herbergende, bekwaam om te leren;  [Hebr 13:2]
2Tim 2:24 (1Tim 3:2;)
En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen,
bekwaam om te leren, [en] die de kwaden kan verdragen;
Hebreeën 11:6
Maar zonder geloof is het onmogelijk [Gode] te behagen.
want die tot God komt, dat moet geloven, dat 'IK BEN'  Hij is, en 
een Beloner wordt is dergenen, die Hem zoeken.
Toekomst
Marcus 13:10
En het Evangelie moet eerst gepredikt worden onder al de volken.
Johannes 3:14
En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft,
alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden;
Johannes 12:34
De schare antwoordde Hem:
Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid;
en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden?
Wie is deze Zoon des mensen?
Handelingen 3:21
En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is;
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen,
die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van [alle] eeuw.
Openbaring 1:1
De openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft,
om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten;
en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft;
Openbaring 4:1
Na dezen zag ik, en ziet, een deur was geopend in den hemel; en de eerste stem,
die ik gehoord had, als van een bazuin, met mij sprekende, zeide:
Kom hier op, en Ik zal u tonen, hetgeen na dezen geschieden moet.
Openbaring 22:6
En hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; en de Heere,
de God der heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden,
om Zijn dienstknechten te tonen, hetgeen haast moet geschieden.
1 Korinthiërs 15:25
Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben.