Didaskalia, G1319, 21x. Instructie(s, geven) (functioneel of informeel). KJV: doctrine, learning, teaching |
Entalma, G1778, 3x een bevel, een religieus voorschrift. |
Mattheüs 15:9; Marcus 7:7 Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn. Romeinen 15:4 Want al wat te voren geschreven is, dat is tot onze lering te voren geschreven, ![]() Efeziërs 4:14 Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() Kolossensen 2:22 Welke dingen alle verderven door het gebruik, ![]() 1 Timotheüs 1:10 Den hoereerders, dien, die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, ![]() 1 Timotheüs 4:1 Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, ![]() 1 Timotheüs 4:6 Als gij deze dingen den broederen voorstelt, zo zult gij een goed dienaar van Jezus Christus zijn, ![]() 1 Timotheüs 4:13 Houd aan in het lezen, in het vermanen, in het leren, totdat ik kome. 1 Timotheüs 4:16 heb acht op uzelven en op de leer; ![]() 1 Timotheüs 5:17 Dat de ouderlingen, die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, ![]() 1 Timotheüs 6:1 De dienstknechten, zovelen als er onder het juk zijn, zullen hun heren alle eer waardig achten, ![]() 1 Timotheüs 6:3 Indien iemand een andere leer leert, ![]() ![]() 2 Timotheüs 3:10 Maar gij hebt achtervolgd mijn leer, wijze van doen, ![]() 2 Timotheüs 3:16 Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, ![]() 2 Timotheüs 4:3 Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de 'gezonde leer' niet zullen verdragen; ![]() ![]() Titus 1:9 Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij, beide ![]() ![]() Titus 2:1 Doch gij, spreek hetgeen der 'gezonde leer' betaamt. Titus 2:4 Opdat zij de jonge vrouwen leren voorzichtig te zijn, ![]() Titus 2:7 ![]() ![]() ![]() Titus 2:10 Niet onttrekkende, maar alle goede trouw bewijzende; ![]() |
|
Didache, G1322, 29x =
instructie (de handeling of de zaak). KJV: doctrine, hath been taught |
|
Mattheüs 7:28; 22:33 En het is geschied, als Jezus deze woorden geëindigd had, dat de scharen zich ontzetten over Zijn leer; Mattheüs 16:12 Toen verstonden zij, dat Hij niet gezegd had, ![]() ![]() Marcus 1:22; Lukas 4:32 En zij versloegen zich over Zijn leer; ![]() Marcus 1:27 En zij werden allen verbaasd, zodat zij onder elkander vraagden, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer is deze, dat Hij met macht ook den onreinen geesten gebiedt, en zij Hem gehoorzaam zijn! Marcus 4:2 En Hij leerde hun veel dingen door gelijkenissen, en Hij zeide in Zijn lering tot hen: Marcus 11:18 En de Schriftgeleerden en de overpriesters hoorden dat, en zochten, hoe zij Hem doden zouden; want zij vreesden Hem, omdat de ganse schare ontzet was over Zijn leer. Marcus 12:38 En Hij zeide tot hen in Zijn leer: Wacht u voor de Schriftgeleerden, ![]() Johannes 7:16-17 Jezus antwoordde hun, en zeide: Mijn leer is Mijne niet, maar Desgenen, Die Mij gezonden heeft. Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal van deze leer bekennen, of zij uit God is, ![]() Johannes 18:19 De hogepriester dan vraagde Jezus van Zijn discipelen, en van Zijn leer. Handelingen 2:42 En zij waren volhardende in de leer der apostelen, ![]() Handelingen 5:28 Hebben wij u niet ernstiglijk aangezegd, dat gij in dezen Naam niet zoudt leren? ![]() ![]() Handelingen 13:12 Als de stadhouder zag, hetgeen geschied was, toen geloofde hij, verslagen zijnde over de leer des Heeren. Handelingen 17:19 En zij namen hem, en brachten hem op de plaats, genaamd Areopagus, zeggende: ![]() Romeinen 6:17 Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der zonde waart, ![]() ![]() ![]() Romeinen 16:17 En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, ![]() ![]() 1 Korinthiërs 4:17 Daarom heb ik Timotheüs tot u gezonden, die mijn lieve en getrouwe zoon is in den Heere, ![]() ![]() 1 Korinthiërs 14:6 En nu, broeders, indien ik tot u kwam, en sprak [vreemde] talen, wat nuttigheid zou ik u doen, ![]() 1 Korinthiërs 14:26 Wat is het dan, broeders? Wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij een psalm, heeft hij een leer, heeft hij een vreemde taal, heeft hij een openbaring, heeft hij een uitlegging; ![]() 2 Timotheüs 4:2 Predik het woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer. Titus 1:9 Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, ![]() Hebreeën 6:2 Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. Hebreeën 13:9 Wordt niet omgevoerd met verscheidene en vreemde leringen; ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() 2 Johannes 1:9-10 Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; ![]() Indien iemand tot ulieden komt, en ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() Openbaring 2:14-15 Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Balaäm houden, Alzo hebt ook gij, die de lering der Nikolaieten houden; hetwelk Ik haat. Openbaring 2:24 Doch Ik zeg ulieden, en tot de anderen, die te Thyatire zijn, zovelen, als er deze leer niet hebben, en die de diepten des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen last opleggen; |
|
Paideia, G3809, 6x 1. mentoraat, door onderwijs of opleiding. 2. (impliciet) disciplinaire correctie. |