Ekklesia G1577, 112x, betekent: (er)uitgeroepenen Ek, G1537, 730x = uit (ergens uit of vandaan), Kaleo G2564, 138x = roepen (hard) Nederlands; kerk/gemeente van Christus. 1. (goed) een "roepen" (uit deze tegenwoordige boze wereld) 2. (concreet) een geroepen assemblage van burgers 3. (in het bijzonder, van Christus) de gemeenschap van de verlosten in Christus ![]() |
|
{alleen gebruikt van mensen, niet een plaats, de constructie, enz. van Christus, Maar God spreekt eens of tweemaal, doch niet allen geven gehoor, dus alleen gebruikt van de verlosten, niet van de ‘niet verlosten’ in hun midden} |
Qahal, H6951, 116x (meestal concreet) een bijeenkomst, assemblage. |
Een assemblage is één geheel dat bestaat uit een aantal verschillende onderdelen. is afgeleid is van het Franse assembler, dat 'verzamelen' of 'samenvoegen', beschrijft tevens de actie van het samenstellen. |
|
Abram werd er ook (er)uit geroepen | |
o.a. Matthéüs 16:18; 18:17 En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, ![]() ![]() ![]() en indien hij denzelven geen gehoor geeft; zo zeg het der gemeente; ![]() Handelingen 2:47; 7:38; 8:3 En prezen God, en hadden genade bij het ganse volk. ![]() ![]() Deze is het, die in de vergadering 6x [des volks] in de woestijn was met den Engel, ![]() En Saulus verwoestte de Gemeente, gaande in de huizen; en trekkende mannen en vrouwen, ![]() Romeinen 16:4 Die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken niet alleen ik danke, ![]() Éfeze 1:22; 3:10 En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() Kolossenzen 1:24 Die mij nu verblijde in mijn lijden voor u, ![]() ![]() ![]() Hebreeën 12:23 Tot de algemene vergadering en de Gemeente der eerstgeborenen, ![]() ![]() 3 Johannes 1:9 Ik heb aan de Gemeente geschreven; maar Diótrefes, ![]() Openbaring 1:4 Johannes aan de zeven Gemeenten, die in Azië zijn: genade zij u en vrede van Hem, ![]() Openbaring 22:16 Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om ulieden deze dingen te getuigen in de Gemeenten. ![]() |
|
Kuriakos, G2960, 2x, het woord ‘kerk’ is hiervan afgeleid 1. behoren tot de Heer (Jehova of Jezus) |
Kurios, G2962, 743x 1. hoogste autoriteit 2. Meester (eretitel) |
1 Kor 11:20 Als gij dan bijeen samenkomt, [dat] is niet des Heeren avondmaal eten. Openb 1:10 ![]() En ik was in den geest op den dag des Heeren; ![]() |
|
Klesis, G2821, 11x | Kaleo G2564, 138x = roepen (hard) 1. (een) roeping. 2. (speciaal, goddelijk) een oproep (te voortschijn komen). 3. (figuurlijk) een uitnodiging. 4. (bij uitbreiding) een naam. |
|
Romeinen 11:29 Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk. 1 Korinthiërs 1:26 Want gij ziet uw roeping, broeders, ![]() 1 Korinthiërs 7:20 Een iegelijk blijve in die beroeping, daar hij in geroepen is. Efeziërs 1:18 ![]() opdat gij moogt weten, welke zij de hoop van Zijn roeping, ![]() Efeziërs 4:1 Zo bid ik u dan, ik, de gevangene in den Heere, dat gij wandelt waardiglijk der roeping, ![]() ![]() Efeziërs 4:4 Een lichaam is het, en een Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot een hoop uwer roeping; Filippensen 3:14 Maar een ding doe ik, vergetende, hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, ![]() 2 Thessalonicensen 1:11 Waarom wij ook altijd bidden voor u, dat onze God u waardig achte der roeping, ![]() 2 Timotheüs 1:9 Die ons heeft ![]() ![]() ![]() ![]() Hebreeën 3:1 Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt, ![]() 2 Petrus 1:10 Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; ![]() |
|
Sunagoge, G4864, 58x 1. een bijeenkomst van personen. 2. (speciaal) een Joodse "synagoge" (de ontmoeting of de plaats). 3. (naar analogie) een religieuze bijeenkomst of gebouw ![]() |
|
Jakobus 2:2 Want zo in uw vergadering kwam een man met een gouden ring aan den vinger, in een sierlijke kleding, en er kwam ook een arm man in met een slechte kleding; |
|
Aposunagogos, G656, 3x 1. (goed) afgesneden van de bijeenkomst. 2. (religieus) geëxcommuniceerd. |
|
Johannes 9:22 Dit zeiden zijn ouders, omdat zij de Joden vreesden; ![]() ![]() Johannes 12:42 Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; ![]() opdat zij uit de synagoge niet zouden geworpen worden. Johannes 16:2 Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, ![]() |
|
Archisunagogos, G752, 9x 1. een leider van een bijeenkomst. 2. (speciaal, joods) een voorganger van de "synagoge" -diensten. 3. (speciaal, Christen) voorzittende ouderling van/bij een bijeenkomst. |
|
Marcus 5:22 En ziet, er kwam een van de oversten der synagoge, met name Jaïrus; en Hem ziende, ![]() Marcus 5:35; Lukas 8:49 Terwijl Hij nog sprak, kwamen enigen van het huis des oversten der synagoge, zeggende: ![]() Marcus 5:36 En Jezus, terstond gehoord hebbende het woord, dat er gesproken werd, ![]() Marcus 5:38 En kwam in het huis des oversten der synagoge; ![]() Lukas 13:14 En de overste der synagoge, kwalijk nemende, dat Jezus op den sabbat genezen had, ![]() Er zijn zes dagen, in welke men moet werken; komt dan in dezelve, en laat u genezen, ![]() Handelingen 13:15 En na het lezen der wet en der profeten, zonden de oversten der synagogen tot hen, zeggende: ![]() Handelingen 18:8 En Crispus, de overste der synagoge, geloofde aan den Heere met geheel zijn huis; ![]() Handelingen 18:17 Maar al de Grieken namen Sosthenes, den overste der synagoge, ![]() |
|
Episunagoge, G1997, 2x 1. een complete bijeenkomst. 2. (vooral) een Christelijke vergadering (herhalende eredienst). |
|
2 Thessalonicensen 2:1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem, Hebreeën 10:25 En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet, dat de dag nadert. |