Hades, G86, 10x [roots: Sh'owl, H7585, 63x] 1. (goed) ongezien. 2. (vaak) "Hades", de plaats (staat) van overleden zielen. |
Mattheüs 11:23 En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. Mattheüs 16:18 En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. Lukas 10:15 En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Lukas 16:23 En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. Handelingen 2:27 Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven, om verderving te zien. Handelingen 2:31 Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. 1 Korinthiërs 15:55 Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? Openbaring 1:18 En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. Openbaring 6:8 En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde. Openbaring 20:13 En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. Openbaring 20:14 En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. |
Ge(h)enna, G1067, 12x 1. vallei van (de zoon van) Hinnom. 2. Ge-Hinnom, vallei of dal Hinnom (moorddal) aan de zuidzijde en buiten Jeruzalem 3. (figuurlijk) als een naam voor de plaats (of staat) van de aionische straf |
Mattheüs 5:22 Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. Mattheüs 5:29; 30; Mattheüs 18:9 Indien dan uw rechteroog/rechterhand u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. Mattheüs 10:28 En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. Mattheüs 23:15 Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeën, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt. Mattheüs 23:33 Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? Marcus 9:43 En indien uw hand/voet/oog u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur; Lukas 12:5 Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! Jakobus 3:6 De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. |
Basanos, G931, 3x 1. een toetssteen die wordt gebruikt om de zuiverheid van goud te testen. 2. (in het algemeen) een test om de echtheid van een ding te bewijzen. 3. (figuurlijk) een instrument dat wordt gebruikt bij het stellen van vragen waardoor iemand wordt gedwongen de waarheid bekend te maken. 4. (naar analogie) marteling. |
Mattheüs 4:24 En Zijn gerucht ging van daar uit in geheel Syrië; en zij brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren, met verscheidene ziekten en pijnen bevangen zijnde, en van den duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en Hij genas dezelve. Lukas 16:23 En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. Lukas 16:28 Want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging. |
Kolasis, G2851, 2x = opgelegde straf. |
Mattheüs 25:46 En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. 1 Johannes 4:18 Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de liefde. |
Tartaroo, G5020, 1x 1. Tot opsluiten in de afgrond (Abyss) "Tartarus" voor het laatste oordeel en(met) aionische kwellingen wachten. [uit Tartarus (de diepste kerker van Hades, die bekend staat als de Abyss)] |
2 Petrus 2:4 Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; |
Zophos, G2217, 4x 1. somberheid (als gehuld als een wolk). 2. vertroebelende somberheid. |
2 Petrus 2:4 Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; 2 Petrus 2:17 Deze zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. Judas 1:6 En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. Judas 1:13 Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. |
Mneme, G3420, 1x = herinnering. |
2 Petrus 1:15 Doch ik zal ook naarstigheid doen bij alle gelegenheid, dat gij na mijn uitgang van deze dingen gedachtenis moogt hebben. |
Mnemeion, G3419, 40x in 37 verzen, roots: G3420 1. een herinnering. 2. een graf (plaats van teraardebestelling). Mnema, G3418, 9x 1. (letterlijk) een gedenkteken.Taphos, G5028, 7x 2. (goed) een graf (begraafplaats).een graf (de plaats van de begrafenis). |
SV: graf, graven, grafs en grave, 55x in 53x verzen, KJV: grave, sepulchre, tomb |
Abussos, G12, 9x, Engels: Abyss = Eng.: the bottemless pit (bodemloze put) |
o.a. Lukas 8:31 En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. Romeinen 10:7 Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. |