Hagiasmos, G38, 10x 1. (goed) de handeling van het heilig maken (verwant aan heiliging). 2. (de staat) vernieuwde heiligheid, of het proces van heilig wording. 3. (concreet, uit het Hebreeuws) een reiniging. |
Romeinen 6:19 Ik spreek op menselijke wijze, om der zwakheid uws vleses wil; want gelijk gij uw leden gesteld hebt, om dienstbaar te zijn der onreinigheid en der ongerechtigheid, tot ongerechtigheid, alzo stelt nu uw leden, om dienstbaar te zijn der gerechtigheid, tot heiligmaking. Romeinen 6:22 Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. 1 Korinthiërs 1:30 Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing; 1 Thessalonicensen 4:3,4,7 Want dit is de wil van God, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij; Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer; Want God heeft ons niet geroepen tot onreinigheid, maar tot heiligmaking. 2 Thessalonicensen 2:13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, en geloof der waarheid; 1 Timotheüs 2:15 Doch zij zal alig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid. Hebreeën 12:14 jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal; 1 Petrus 1:2 Den uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus; genade en vrede zij u vermenigvuldigd. |
Hagiosune, G42, 3x 1. toegewijde heiligheid, heiliging. 2. (goed) de kwaliteit van heiligheid. |
Romeinen 1:4 Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden) namelijk Jezus Christus, onzen Heere: 2 Korinthiërs 7:1 Dewijl wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelven reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods. 1 Thessalonicensen 3:13 Opdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking, voor onzen God en Vader, in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen. |
Hosiotes, G3742, 2x = goddelijke heiligheid, vroomheid. |
Lukas 1:75 In heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens. Efeziërs 4:24 En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is wordt [in ware rechtvaardigheid en heiligheid.] in rechtvaardigheid en in heiligheid van de waarheid. |
Hagiotes, G41, 1x = (goed) de staat van heiligheid. |
Hebreeën 12:10 Want genen hebben ons wel voor een korten tijd, naar dat het hun goed dacht, gekastijd; maar Deze kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden. |
Hagiazo, G37 1. om heilig te maken, apart gezet door God (vervreemden) uit de wereld. 2. (ceremonieel) reinigen. 3. (mentaal) met eerbied. (verering en ontzag) |
Mattheüs 6:9; Lukas 11:2 Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd. Mattheüs 23:17,19 Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, het goud, of de tempel, die het goud heiligt? Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, de gave, of het altaar, dat de gave heiligt? Johannes 10:36 Zegt gijlieden tot Mij, Dien de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft: Gij lastert God; omdat Ik gezegd heb: Ik ben Gods Zoon? Johannes 17:17,19 Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. En Ik heilige Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. Handelingen 20:32 En nu, broeders, ik bevele u Gode, en den woorde Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden. Handelingen 26:18 Om hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis «» tot het licht, en van de macht des satans «» tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij. Romeinen 15:16 Opdat ik een dienaar van Jezus Christus zij onder de heidenen, het Evangelie van God bedienende, opdat de offerande der heidenen aangenaam worde, geheiligd door den Heiligen Geest. 1 Korinthiërs 1:2 Aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, den geheiligden in Christus Jezus, en geroepenen heiligen, met allen, die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere; 1 Korinthiërs 6:11 En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods; 1 Korinthiërs 7:14 Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig. Efeziërs 5:26 Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord; 1 Thessalonicensen 5:23 En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. 1 Timotheüs 4:5 Want het wordt geheiligd door het Woord van God, en door het gebed. 2 Timotheüs 2:21 Indien dan iemand zichzelven van deze reinigt, die zal een vat zijn ter ere, geheiligd en bekwaam tot gebruik des Heeren, tot alle goed werk toebereid. Hebreeën 2:11 Want en Hij, Die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen. Hebreeën 9:13 Want indien het bloed der stieren en bokken, en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinigheid des vleses; Hebreeën 10:10 In welken wil wij geheiligd zijn, door de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal geschied. |
Hebreeën 10:14 Want met een offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden. |
Hebreeën 10:29 Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des verbonds testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? 1 Petrus 3:15 Maar heiligt God, den Heere, in uw harten; en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop, die in u is, met zachtmoedigheid en vreze. Judas 1:1 Judas, een dienstknecht van Jezus Christus, en broeder van Jakobus, aan de geroepenen, die door God den Vader geheiligd zijn, en door Jezus Christus bewaard: Openbaring 22:11 Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde. |