Paralogizomai, G3884, 2x =miscalculeren, bedriegen. Para = naast, Logizomai = berekenen. |
Kolossensen 2:4 En dit zeg ik, opdat niet iemand u misleide met beweegredenen, die een schijn hebben. Jakobus 1:22 En zijt daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven met vlse overlegging bedriegende. |
Logizomai, G3049, 41x = inventariseren, be- toerekenen
. (Roots: Logos) zie ook: Phroneo, G5426, 23x = gedachten oefenen, onderhouden |
Marcus 11:31 En zij overlegden onder zich, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den hemel, zo zal Hij zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? Marcus 15:28 En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Hij is met de misdadigers gerekend. Lukas 22:37 Want Ik zeg u, dat nog dit, hetwelk geschreven is, in Mij moet volbracht worden, namelijk: En Hij is met de misdadigen gerekend. Want ook die dingen, die van Mij geschreven zijn, hebben een einde. Handelingen 19:27 En wij zijn niet alleen in gevaar, dat dit deel in verachting kome, maar dat ook de tempel van de grote godin Diana als niets geacht zal worden, en dat ook haar majesteit zal ten ondergaan, aan welke gans Azië en de gehele wereld godsdienst bewijst. Romeinen 2:3 En denkt gij dit, o mens, die oordeeltdengenen, die zulke dingen doen, en dezelve doet, dat gij het oordeel Gods zult ontvlieden? Romeinen 2:26 Indien dan de voorhuid de rechten der wet bewaart, zal niet zijn voorhuid tot een besnijdenis gerekend worden? Romeinen 3:28 Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet. Romeinen 4:3 Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid. Romeinen 4:4 Nu dengene, die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld. Romeinen 4:5 Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid. Romeinen 4:6 Gelijk ook David den mens zalig spreekt, welken God de rechtvaardigheid toerekent zonder werken; Romeinen 4:8 Zalig is de man, welken de Heere de zonden niet toerekent. Romeinen 4:9 Deze zaligspreking dan, is die alleen over de besnijdenis, of ook over de voorhuid? Want wij zeggen, dat Abraham het geloof gerekend is tot rechtvaardigheid. Romeinen 4:10 Hoe is het hem dan toegerekend? Als hij in de besnijdenis was, of in de voorhuid? Niet in de besnijdenis, maar in de voorhuid. Romeinen 4:11 En hij heeft het teken der besnijdenis ontvangen tot een zegel der rechtvaardigheid des geloofs, die hem in de voorhuid was toegerekend: opdat hij zou zijn een vader van allen, die geloven in de voorhuid zijnde, ten einde ook hun de rechtvaardigheid toegerekend worde; Romeinen 4:22 Daarom is het hem ook tot rechtvaardigheid gerekend. Romeinen 4:23 Nu is het niet alleen om zijnentwil geschreven, dat het hem toegerekend is; Romeinen 4:24 Maar ook om onzentwil, welken het zal toegerekend worden, namelijk dengenen, die geloven in Hem, Die Jezus, onzen Heere, uit de doden opgewekt heeft; Romeinen 5:13 Want tot de wet was de zonde in de wereld; maar de zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. Romeinen 6:11 Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere. Romeinen 8:18 Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. Romeinen 8:36 (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.) Romeinen 9:8 Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend. Romeinen 14:14 Ik weet en ben verzekerd in den Heere Jezus, dat geen ding onrein is in zichzelven; dan die acht iets onrein te zijn, dien is het onrein. 1 Korinthiërs 4:1 Alzo houde ons een ieder mens, als dienaars van Christus, en uitdelers der verborgenheden Gods. 1 Korinthiërs 13:5 Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad; 1 Korinthiërs 13:11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was. 2 Korinthiërs 3:5 Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God; 2 Korinthiërs 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. 2 Korinthiërs 10:2 Ik bid dan, dat ik, tegenwoordig zijnde, niet stout moge zijn met die vrijmoedigheid, waarmede ik geacht word stoutelijk gehandeld te hebben tegen sommigen, die ons achten, alsof wij naar het vlees wandelden. 2 Korinthe 10:7 Ziet gij aan wat voor ogen is? Indien iemand bij zichzelven betrouwt, dat hij van Christus is, die denke dit wederom uit zichzelven, dat gelijkerwijs hij van Christus is, alzo ook wij van Christus zijn. 2 Korinthe 10:11 Dezulke bedenke dit, dat hoedanigen wij zijn in het woord door brieven, als wij afwezig zijn, wij ook zodanigen zijn inderdaad, als wij tegenwoordig zijn. 2 Korinthiërs 11:5 Want ik acht, dat ik nergens minder in ben geweest dan de uitnemendste apostelen. 2 Korinthe 12:6 Want zo ik roemen wil, ik zal niet onwijs zijn, want ik zal de waarheid zeggen; maar ik houde [daarvan] af, opdat niemand van mij denke boven hetgeen hij ziet, dat ik ben, of dat hij uit mij hoort. Galaten 3:6 Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend; Filippensen 3:13 Broeders, ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb. Filippenzen 4:8 Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is, en zo er enige lof is, bedenkt datzelve; 2 Timotheüs 4:16 In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten. Het worde hun niet toegerekend. Hebreeën 11:18 (Tot denwelken gezegd was: In Izak zal u het zaad genoemd worden) overleggende, dat God machtig was, hem ook uit de doden te verwekken;. Jakobus 2:23 En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend, en hij is een vriend van God genaamd geweest. 1 Petrus 5:12 Door Silvánus, die u een getrouw broeder is, zo ik acht, heb ik met weinige woorden geschreven, vermanende en betuigende, dat deze is de waarachtige genade Gods, in welke gij staat. |