Themelios, G2310, 16x iets neergezet, dat wil zeggen een onderbouw (van een gebouw, enz.). |
Lukas 6:48 Hij is gelijk een mens, die een huis bouwde, en groef, en verdiepte, en leide het fondament op een steenrots; als nu de hoge vloed kwam, zo sloeg de waterstroom tegen dat huis aan, en kon het niet bewegen; want het was op de steenrots gegrond. Lukas 6:49 Maar die ze gehoord, en niet gedaan zal hebben, is gelijk een mens, die een huis bouwde op de aarde zonder fondament; tegen hetwelk de waterstroom aansloeg, en het viel terstond, en de val van datzelve huis was groot. Lukas 14:29 Opdat niet misschien, als hij het fondament gelegd heeft, en niet kan voleindigen, allen, die het zien, hem beginnen te bespotten. Handelingen 16:26 En er geschiedde snellijk een grote aardbeving, alzo dat de fondamenten des kerkers bewogen Romeinen 15:20 En alzo zeer begerig geweest ben om het Evangelie te verkondigen, niet waar Christus genoemd was, opdat ik niet op eens anders fondament zou bouwen; 1 Korinthiërs 3:10 Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe. 1 Korinthiërs 3:11 Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. 1 Korinthiërs 3:12 En indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen; Efeziërs 2:20 Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; 1 Timotheüs 6:19 Leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen. 2 Timotheüs 2:19 Evenwel het vaste fondament Gods staat, hebbende dit zegel: Hebreeën 6:1 Daarom, nalatende het beginsel der leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fondament van de bekering van dode werken, en van het geloof in God, Hebreeën 11:10 Want hij verwachtte de stad, die fondamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. Openbaring 21:19 En de fondamenten van den muur der stad waren met allerlei kostelijk gesteente versierd. Het eerste fondament was Jaspis, het tweede Saffier, het derde Chalcedon, het vierde Smaragd. Openbaring 21:14 En de muur der stad had twaalf fondamenten, |
Themeloo, G2311, 6x 1. een basis leggen voor. 2. (letterlijk) oprichten. 3. (figuurlijk) consolideren.(duurzaam maken; zeker stellen) |
Mattheüs 7:25 en het is niet gevallen, want het was op de steenrots gegrond. Lukas 6:48 Hij is gelijk een mens, die een huis bouwde, en groef, en verdiepte, en leide het fondament op een steenrots; als nu de hoge vloed kwam, zo sloeg de waterstroom tegen dat huis aan, en kon het niet bewegen; want het was op de steenrots gegrond. Efeziërs 3:17 Opdat Christus door het geloof in uw harten wone, en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt; Kolossensen 1:23 Indien gij maar blijft in het geloof, gefondeerd en vast, en niet bewogen wordt Hebreeën 1:10 En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen; 1 Petrus 5:10 De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden. |