Xenos, G3581, 14x
1. buitenlandse. 2. (letterlijk) vreemdeling. 3. (figuurlijk) roman. (een schrijven) 4. (impliciet, actief) een gastheer. 5. (impliciet, passief) een gast. |
Mattheüs 25:35 Want Ik ben hongerig geweest, ![]() Ik ben dorstig geweest, ![]() Ik was een vreemdeling, ![]() Mattheüs 25:38 En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed? Mattheüs 25:43,44 Ik was een vreemdeling; en gij hebt Mij niet geherbergd; ![]() ![]() Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere, ![]() ![]() Mattheüs 27:7 En te zamen raad gehouden hebbende, kochten zij daarmede den akker des pottenbakkers, ![]() Handelingen 17:18 En sommigen van de Epikureische en Stoische wijsgeren streden met hem; en sommigen zeiden: ![]() Maar anderen zeiden: ![]() ![]() ![]() Handelingen 17:21 (Die van Athene nu allen, en de vreemdelingen, die zich daar onthielden, ![]() Romeinen 16:23 U groet Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele Gemeente. U groet Erastus, de rentmeester der stad, en de broeder Quartus. Efeze 2:12 Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, ![]() ![]() ![]() ![]() Efeze 2:19 Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, ![]() Hebreeën 11:13 Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, ![]() ![]() 1 Petrus 4:12 Geliefden, houdt u niet vreemd over de hitte der verdrukking onder u, die u geschiedt tot verzoeking, alsof u iets vreemds overkwame; 3 Johannes 1:5 Geliefde, gij doet trouwelijk, in al hetgeen gij doet aan de broederen en aan de vreemdelingen, |
Parepidemos, G3927, 3x = een buitenlander, dat wil zeggen een inwoner van het buitenland. |
Hebreeën 11:13 Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, ![]() ![]() 1 Petrus 1:1 Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Azië en Bithynië, 1 Petrus 2:11 Geliefden, ik vermaan u als inwoners en vreemdelingen, ![]() |
Allogenen, G241, 1x = vreemd, d.w.z. geen jood![]() |
Lukas 17:18 En zijn er geen gevonden, die wederkeren, om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling? |
Paroikeo, G3939, 2x = dichtbij wonen, d.w.z. verblijven als een buitenlander. |
Lukas 24:18 En de een, wiens naam was Kleopas, antwoordende, zeide tot Hem: ![]() ![]() Hebreeën 11:9 Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, ![]() |
Paroikia, G3940, 2x = buitenlands verblijf. |
Handelingen 13:17 De God van dit volk Israïël heeft onze vaderen uitverkoren, en het volk verhoogd, ![]() 1 Petrus 1:17 En indien gij tot een Vader aanroept Dengene, Die zonder aanneming des persoons oordeelt ![]() |
Paroikos, G3941, 4x 1. een huis hebben in de buurt. 2. (als zn) een bij-bewoner (inwonende vreemdeling) |
Handelingen 7:6 En God sprak alzo, dat zijn zaad vreemdeling zijn zoude in een vreemd land, en dat zij het zouden dienstbaar maken, en kwalijk handelen, vierhonderd jaren. Handelingen 7:29 En Mozes vluchtte op dat woord en werd een vreemdeling in het land Madiam, ![]() Efeze 2:19 Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, ![]() 1 Petrus 2:11 Geliefden, ik vermaan u als inwoners en vreemdelingen, ![]() |