Kikkar, H3603,
42x = talent in het OT 1. een cirkel. 2. (ook) een talent (of een grote (ronde) munt). - 3000 Sheqels 3. (impliciet) een omliggend kanaal, expec. de vallei van de Jordaan 9x 3. (ook) een (rond) brood. 1x Sheqel, H8255, 88x = Sikkel 1. een gewicht. = 20 Gerah 2. gebruikt als een commerciële standaard. (Stater) 3. Uit overleveringen; men mocht geen geld in de tempel brengen met een beeld van mensen, vandaar die wisselaren. |
|
Lepton, G3016, 2x, iets geschaald (licht), ½ van een Quadrans
Joodse munt. |
|
Lukas 12:59 Ik zeg u: Gij zult van daar geenszins uitgaan, totdat gij ook het laatste penningsken betaald zult hebben. Lukas 21:2 En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine penningen daarin werpen. |
|
Quadrans, G2835, 2x, = ¼ van een As Romeinse munt. | |
Het woord 'penning(en)'
staat 31x in SV 11x [door vertalers ingevoegd om de tekst duidelijk te maken] |
|
Mattheüs 5:26 Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult betaald hebben. Marcus 12:42 En er kwam een arme weduwe, die [twee kleine penningen] daarin wierp, [hetwelk is] een oort. |
|
Assarion, G787, 2x, een As (assarius) Romeinse munt. | |
Mattheüs 10:29; Lukas 12:6 Worden niet twee musjes om 1 penningsken verkocht? En niet één van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader. |
|
Talanton, G5007, 15x |
Talenten vs ponden 1. een balans (als de ondersteunende gewichten). 2. (bij uitbreiding) talent, een bepaald gewicht met deze naam. 3. (geld) 1 talent van zilver, gelijk aan 6000 denarius en 60 ponden 4. (waarde, Bijbels) 1 jaarloon voor 19 dagloners. 5. (waarde, modern) 1 kg zilver is nu € 418,- (2018), het equivalent van 1 ''Bijbels, NT-talent'' is ongeveer € 240.000,- |
|
Mattheüs 18:24 Als hij nu begon te rekenen, werd tot hem gebracht een, die hem schuldig was tien duizend talenten. Mattheüs 25:24 (14x) Maar die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zeide: Heer! ik kende u, dat gij een hard mens zijt, |
|
Denarius, G1220, 16x, (1 dagloon)
een
zilveren Romeinse munt, gelijk aan de Griekse Drachme 1. een denarii of denarion. 7x als 'bij'tekst 2. (geld) 6000 denarius is gelijk aan 1 talent 3. (geld) 100 denarius is gelijk aan 1 pond |
|
Mattheüs 18:28 Maar dezelve dienstknecht, uitgaande, heeft gevonden een zijner mededienstknechten, die hem 100 penningen schuldig was, en hem aanvattende, greep hem bij de keel, zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig zijt. Mattheüs 20:2, 9, 10, 13 En als hij met de arbeiders eens geworden was, voor 1 penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard. Mattheüs 22:18; Marcus 12:15; Lukas 20:24 Gij geveinsden, wat verzoekt gij Mij? Toont Mij de schattingpenning En zij brachten Hem 1 penning. Marcus 6:37; Johannes 6:7 Maar Hij, antwoordende, zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij (Filippus) zeiden tot Hem: Zullen wij heengaan, en kopen voor 200 penningen brood, en hun te eten geven? Marcus 14:5; Johannes 12:5 Want dezelve had kunnen boven de 300 penningen verkocht, en die den armen gegeven worden; en zij vergrimden tegen haar. Lukas 7:41 Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig 500 penningen, en de andere 50; Lukas 10:35 En des anderen daags weggaande, langde hij 2 penningen uit, en gaf ze den waard, en zeide tot hem: Draag zorg voor hem: en zo wat gij meer aan hem ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven, als ik wederkom. Openbaring 6:6 En ik hoorde een stem in het midden van de vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor 1 penning; en beschadig de olie en den wijn niet. |
|
Mattheüs 26:9 Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en [de penningen] den armen gegeven worden. |
|
Argurion, G694,
22x 1. zilverachtig. 2. (impliciet) contant geld. 3. (speciaal) een zilverling (d.w.z. drachme of sikkel). |
|
o.a.
Mattheüs 25:18, 27 Maar die het ene ontvangen had, ging heen en groef in de aarde, en verborg het geld zijns heren. Mattheüs 26:15; 27:3,5; Mark 14:11, Lukas 20:24 ↓ Juda(s) En zeide: Wat wilt gij mij geven, en ik zal Hem u overleveren? En zij hebben hem toegelegd 30 zilverstukken [penningen]. Mattheüs 27:6,9; Zacharia 11:12 En de overpriesters, de zilveren [penningen] nemende, zeiden: Het is niet geoorloofd, dezelve in de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds is. Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremía, zeggende: En zij hebben de 30 zilveren [penningen] genomen, de Waarde des Gewaardeerden van de kinderen Israëls, Denwelken zij gewaardeerd hebben; Matt 28:12 En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen, en te zamen raad genomen hebbende, gaven zij den krijgsknechten veel gelds, Lukas 19 15 En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen gewonnen had. Handelingen 8:20 Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, omdat gij gemeend hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt! Handelingen 19:19 Velen ook dergenen, die 'ijdele kunsten' gepleegd hadden, brachten de boeken bijeen, en verbrandden ze in aller tegenwoordigheid; en berekenden de waarde derzelve, en bevonden [vijftig] duizend zilveren [penningen]. 1 Petrus 1:18 Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is; |
|
Drachme, G1406, 2x, (1 dagloon), Griekse munt, gelijk aan de Romeinse zilveren Denarius 1. een drachme of (zilveren) munt (als handel). 2. (geld) 100 drachme is gelijk aan 1 pond |
|
Lukas 15:8
Of wat vrouw, hebbende 10 penningen, indien zij 1 penning verliest, ontsteekt niet een kaars, en keert het huis met bezemen, en zoekt naarstiglijk, totdat zij dien vindt? En als zij dien gevonden heeft, roept zij de vriendinnen en de geburinnen samen, zeggende: Weest blijde met mij; want ik heb den penning gevonden, dien ik verloren had. |
|
Didrachmon, G1323, 2x , Griekse munt, een dubbele drachme ('di'drachme). |
|
Mattheüs 17:24
n.a.v. de
schatting En als zij te Kapernaum ingekomen waren, gingen tot Petrus die de didrachmen ontvingen, en zeiden: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet? |
|
Tetradrachme, Stater, G4715, 1x 1. (geld) een standaard (standaard van waarde). 2. (speciaal) een zilveren statermunt (een handels standaard van het gewicht). 3. (waarde, Bijbels) 4 drachmen.(4 daglonen) 4. (waarde, Bijbels) 1 sheqel (uit hetzelfde tijdperk). |
|
Matt 17:27
opdat wij hun geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp den angel uit, en den eersten
, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem dien, en geef hem aan hen voor Mij en u. |
|
Mna, Pond, G3414, 9x, (uitspraak:
mina) |
Talenten vs ponden 1. een bepaald gewicht.(de Griekse mina woog 0,43 kg), 2. 60 mna is gelijk aan 1 talent 3. 1 mna is gelijk aan 100 drachmen, 50 didrachmen en 25 Staters |
|
Lukas 19:13 En geroepen hebbende zijn tien dienstknechten, gaf hij hun 10 ponden, | |
Chalkos, G5475, 5x koper (de substantie, een werktuig of muntstuk ervan gemaakt). |
|
Mattheüs 10:9;
Marcus 6:8 Verkrijgt u noch goud, noch zilver, noch koper geld in uw gordels; Marcus 12:41 En Jezus, gezeten zijnde tegenover de schatkist, zag, hoe de schare geld wierp in de schatkist; en vele rijken wierpen veel daarin. 1 Korinthiërs 13:1 Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden. Openbaring 18:12 Waren van goud, en van zilver, en van kostelijk gesteente, en van paarlen, en van fijn lijnwaad, en van purper, en van zijde, en van scharlaken; en allerlei welriekend hout, en allerlei ivoren vaten, en allerlei vaten van het kostelijkste hout, en van koper, en van ijzer, en van marmersteen; |
|
Kerma, G2772, 1x 1. een knipsel (beetje). 2. (speciaal) een muntstuk. |
|
Johannes 2:15 En een gesel van touwtjes gemaakt hebbende, dreef Hij ze allen uit den tempel, ook de schapen en de ossen; en het geld der wisselaren stortte Hij uit, en keerde de tafelen om. |
|
Chrema, G5536, 7x 1. iets nuttigs of nodig (d.w.z. van waarde). 2. een kostbaar (bezit) |
Plousios, G4145,
28x 1. rijk. 2. (figuurlijk) rijk aan. |
Markus 10:23,
24; Lukas 18:24 En Jezus rondom ziende, zeide tot Zijn discipelen: Hoe bezwaarlijk zullen degenen, die goed hebben, in het Koninkrijk Gods inkomen! En de discipelen werden verbaasd over deze Zijn woorden. Maar Jezus wederom antwoordende, zeide tot hen: Kinderen! Hoe zwaar is het, dat degenen, die op het goed hun betrouwen zetten, in het Koninkrijk Gods ingaan! Handelingen 4:37 Alzo hij een akker had, verkocht dien, en bracht het geld, en legde het aan de voeten der apostelen. Handelingen 8:18 En als Simon zag, dat, door de oplegging van de handen der apostelen de Heilige Geest gegeven werd, zo bood hij hun geld aan, Handelingen 8:20 Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, omdat gij gemeend hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt! Handelingen 24:26 En tegelijk ook hopende, dat hem van Paulus geld gegeven zou worden, opdat hij hem losliet; waarom hij hem ook dikwijls ontbood, en sprak met hem. |
|
Kensos, G2778, 4x 1. (behoorlijk) een inschrijving (“census”). 2. (impliciet) een belasting. |
Zie ook; Huparchonta zaken die bestaan of in de hand zijn, (eigendom of bezittingen). |
Mattheüs 17:25 Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt u, Simon! de koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting, van hun zonen, of van de vreemden? Mattheüs 22:17 Zeg ons dan: wat dunkt U? Is het geoorloofd, den keizer schatting te geven of niet? Mattheüs 22:19 Gij geveinsden, wat verzoekt gij Mij? Toont Mij de schattingpenning En zij brachten Hem een penning. Marcus 12:14 is het geoorloofd, den keizer schatting te geven, of niet? Zullen wij geven, of niet geven? |
|
Phoros, G5411, 5x 1. een last (zoals gedragen). 2. (figuurlijk) een belasting. |
|
Lukas 20:22 Is het ons geoorloofd den keizer schatting te geven, of niet? Lukas 23:2 En zij begonnen Hem te beschuldigen, zeggende: Wij hebben bevonden, dat Deze het volk verkeert, en verbiedt den keizer schattingen te geven, zeggende, dat Hij Zelf Christus, de Koning is. Romeinen 13:6 Want daarom betaalt gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde. Romeinen 13:7 Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting, dien gij de schatting, tol, dien gij den tol, vreze, dien gij de vreze, eer, dien gij de eer schuldig zijt. |
|
Bios, G979, 11x 1. natuurlijk leven (d.w.z. fysiek leven, biologie, levenskracht). 2. (letterlijk) de huidige staat van lichamelijk bestaan. 3. (impliciet) de middelen van bestaan. |
|
Marcus 12:44;
Lukas 21:4 Want zij allen hebben van hun overvloed daarin geworpen; maar deze heeft van haar gebrek, al wat zij had, daarin geworpen, haar gansen leeftocht. Lukas 8:14 dat in de doornen valt, zijn dezen, die gehoord hebben, en heengaande verstikt worden door de zorgvuldigheden, en rijkdom, en wellusten des levens, en voldragen geen vrucht. Lukas 8:43 En een vrouw, die twaalf jaren lang den vloed des bloeds gehad had, welke al haar leeftocht aan medicijnmeesters ten koste gelegd had; en van niemand had kunnen genezen worden, Lukas 15:12 En de jongste van hen zeide tot den vader: Vader, geef mij het deel des goeds, dat mij toekomt. En hij deelde hun het goed. Lukas 15:30 Maar als deze uw zoon gekomen is, die uw goed met hoeren doorgebracht heeft, zo hebt gij hem het gemeste kalf geslacht. 1 Timotheüs 2:2 Voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid. 2 Timotheüs 2:4 Niemand, die in den krijg dient, wordt ingewikkeld in de handelingen des leeftochts, opdat hij dien moge behagen, die hem tot den krijg aangenomen heeft. 1 Petrus 4:3 Want het is ons genoeg, dat wij den voorgaande tijd des levens der heidenen wil volbracht hebben, 1 Johannes 2:16 Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen, en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld. 1 Johannes 3:17 Zo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem? |