Mattheus 25:34  vs  Mattheus 25:41;  kunnen zien en (wel)doen
31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid,
    en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid.
32 En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden,
     en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt.
33 En Hij zal de schapen tot Zijn rechter hand zetten, maar de bokken tot Zijn linker hand.
Mattheüs 25:34
Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen,
die tot Zijn rechter hand zijn:
  Mattheüs 25:41
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen,
die ter linker hand zijn:
Komt, gij gezegenden Mijns Vaders!
beërft dat Koninkrijk,
hetwelk u bereid is
  Gaat weg van Mij, gij vervloekten,
in het eeuwige vuur, [Matth 25:41; 2Petr 2:4; Jud 6]
hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.

van de grondlegging der wereld.
Want Ik ben hongerig geweest,
en gij hebt Mij te eten gegeven;
Ik ben dorstig geweest,
en gij hebt Mij te drinken gegeven;
Ik was een vreemdeling,
en gij hebt Mij geherbergd. (in huis)
36 Ik was naakt,
en gij hebt Mij gekleed;
Ik ben krank geweest,
en gij hebt Mij bezocht;
Ik was in de gevangenis,
en gij zijt tot Mij gekomen.

Dan zullen de rechtvaardigen
Hem antwoorden, zeggende: Heere!
wanneer hebben wij
U hongerig gezien en gespijzigd,
of dorstig, en te drinken gegeven?
wanneer hebben wij
U een vreemdeling gezien, en geherbergd,
of naakt en gekleed?
wanneer hebben wij U krank gezien, of
in de gevangenis, en zijn tot U gekomen?

En de Koning
zal antwoorden en tot hen zeggen:
Voorwaar zeg Ik u:
Voor zoveel gij dit één van deze [Spre 19:17]
MIJN minste broeders gedaan hebt,
zo hebt gij dat MIJ gedaan.


1.

2.

3.

4.

5.

6.





1.
2.

3.
4.
5.
6.


Want Ik ben hongerig geweest,
en gij hebt Mij niet te eten gegeven;  (8x niet)
Ik ben dorstig geweest,
en gij hebt Mij niet te drinken gegeven;
Ik was een vreemdeling;
en gij hebt Mij niet geherbergd;
naakt,
en gij hebt Mij niet gekleed;
krank, en
Jes. 58:7
in de gevangenis,
en gij hebt Mij niet bezocht.

Dan zullen ook dezen
Hem antwoorden, zeggende: Heere,
wanneer hebben wij
U hongerig gezien,
of dorstig, of

een vreemdeling, of (Hebr 13:2)
naakt, of (Jak 2:15)
krank, of
in de gevangenis, en hebben U niet gediend?

Dan zal Hij
hun antwoorden en zeggen:
Voorwaar zeg Ik u:
Voor zoveel gij dit één van deze
minsten niet gedaan hebt,
zo hebt gij het Mij ook niet gedaan.

    dezen zullen gaan in de eeuwige pijn;
maar
de rechtvaardigen in het eeuwige leven.

Handelingen 9
En Saulus, blazende nog dreiging en moord
tegen de discipelen des Heeren,
v 4 En ter aarde gevallen zijnde, hoorde hij een stem,
die tot hem zeide: Saul, Saul!
wat vervolgt gij Mij?

 

Marcus 4:12
Opdat zij ziende zien, en niet bemerken,
en horende horen, en niet verstaan;
opdat zij zich niet te eniger tijd,
bekeren en hun de zonden vergeven worden.